De toestand van enkele functies en systemen wordt door de controlesymbolen
op het display
» pagina 44
weergegeven.
De controlelampjes bevinden zich op de volgende plaatsen in het instrumen-
tenpaneel
» Afbeelding 22
op pagina 33.
›
Toerenteller
1
›
Snelheidsmeter
3
›
Rij controlelampjes
5
ATTENTIE
Het negeren van brandende controlelampjes en de bijbehorende meldin-
■
gen resp. aanwijzingen op het display van het instrumentenpaneel kan lei-
den tot zware verwondingen of schade aan de wagen.
Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan
■
op een veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de
alarmlichten in
» pagina
82. De gevarendriehoek moet op de voorgeschre-
ven afstand worden geplaatst - daarbij moeten de nationale wettelijke be-
palingen in acht worden genomen.
De motorruimte van de wagen is een gevaarlijke omgeving. Bij werk-
■
zaamheden in de motorruimte dienen de volgende waarschuwingsaanwij-
zingen beslist te worden opgevolgd
» pagina
203, Motorruimte.
Instrumenten en controlelampjes
37