›
Met de schakelaar op de hendel de lijn
stellen.
Let op
Indien de afstand in het infotainment is gewijzigd, wordt de wijziging pas na
■
aansluitende activering van de ACC merkbaar.
De afstand wordt snelheidsafhankelijk vastgelegd. Des te hoger de snelheid,
■
des te groter is de afstand ten opzichte van de voorligger.
Op een nat wegdek dient altijd een langere tijdsafstand ten opzichte van de
■
voorligger te worden gekozen dan op een droog wegdek.
Bijzondere rijsituaties
Afbeelding 152 Bijzondere situaties: In bochten / smalle of versprongen
rijdende voertuigen
Afbeelding 153 Bijzondere situaties: Verandering van rijstrook van andere
voertuigen / stilstaande voertuigen
op de gewenste afstand in-
2
Lees en bekijk eerst
en
De volgende rijsituaties vragen om bijzondere oplettendheid van de bestuur-
der.
In bochten
Bij het in- of uitrijden van bijvoorbeeld langgerekte bochten kan het voorko-
men dat de ACC reageert op een voertuig op de rijbaan ernaast
152
- . De eigen wagen wordt geregeld aan de hand van dit voertuig en rea-
geert niet meer op de voorligger.
In dit geval dient de regeling door gasgeven, intrappen van het rempedaal of
het drukpunt op de bedieningshendel
worden afgebroken.
Smalle of versprongen rijdende voertuigen
Smalle of versprongen rijdende voertuigen kunnen pas door de radarsensor
worden herkend als ze zich in het detectiegebied van de sensor bevin-
den
» Afbeelding 152
- .
Indien nodig de wagen met het rempedaal afremmen.
Verandering van rijstrook van andere voertuigen
Voertuigen die op korte afstand naar de eigen rijstrook komen,
153
- , kunnen door de radarsensor niet altijd tijdig te worden herkend. Het
gevolg kan een late reactie van de ACC zijn.
Indien nodig de wagen met het rempedaal afremmen.
Stilstaande voertuigen
De ACC herkent geen stilstaande objecten! Indien een door de ACC geregi-
streerd voertuig afslaat of uitwijkt en zich voor dit voertuig een stilstaand
voertuig bevindt
» Afbeelding 153
voertuig.
In dit geval de bediening van de wagen overnemen en de wagen met het rem-
pedaal afremmen.
Bij het inhalen
Indien de eigen wagen wordt geregeld (de snelheid is lager dan opgeslagen)
en het knipperlicht wordt bediend, beoordeelt de ACC dit als de start van een
inhaalmanoeuvre. De ACC versnelt de wagen automatisch en vermindert hier-
door de afstand ten opzichte van de voorligger.
Indien de wagen naar de linker rijbaan wisselt en geen voorligger wordt her-
kend, accelereert de ACC tot de ingestelde snelheid en houdt deze constant.
op bladzijde 159.
» Afbeelding
» Afbeelding 151
op pagina 161 te
» Afbeelding
- , reageert de ACC niet op dit stilstaande
Hulpsystemen
163