Directe opname en gemengde opname
knipperen
Trackkanalen
(Lampje van [TRACK 1-12]-toets in Layer-sectie brandt)
6
De display ziet er als volgt uit:
TIP
• De ingangskanalen die aan tracks zijn
gekoppeld, worden automatisch
losgekoppeld van de stereobus en hun
signaal wordt niet uitgevoerd via de
[STEREO OUT]- of [MONITOR OUT]-
aansluitingen (de signalen die worden
opgenomen, kunnen worden afgeluisterd
via het trackkanaal dat wordt opgenomen).
• Wanneer een ingang wordt losgekoppeld
van een track, wordt de ingang
automatisch opnieuw aan de stereobus
gekoppeld.
• U kunt ook een track selecteren door
de cursor naar het symbool
gewenste track te verplaatsen en op
de [ENTER]-toets te drukken.
OPMERKING
• De tracknummers van gedempte tracks worden aangeduid
met
(mute), maar u kunt niettemin opnemen op gedempte
tracks.
• Aangezien 24-bits songs maximaal 12 afspeeltracks kunnen
bevatten ( ¡ p. 165), worden de tracks 13 - 24 gedempt en
niet afgespeeld.
8
Als u meerdere instrumenten of
microfoons tegelijkertijd wilt
opnemen, wijst u op dezelfde
manier andere ingangskanalen
aan tracks toe.
TIP
• Als u een koppeling wilt opheffen, drukt u
op de [INPUT SEL]-toets zodat het lampje
ervan rood oplicht, en drukt u vervolgens
op de [SEL]-toets van de track die als
opnamebestemming is geselecteerd. Als u
alle verbindingen wilt opheffen, verplaatst u
de cursor naar de SAFE-knop en drukt u
op de [ENTER]-toets.
9
Zet de [STEREO]-fader op de 0 dB-positie.
Op dit moment worden de trackkanaalfaders ingesteld
∞
op –
zodat er geen geluid komt uit het
monitorsysteem.
52
AW2400 Gebruikershandleiding
van de
10
Controleer of het lampje van de [TRACK
1-12]-toets in de Layer-sectie brandt en
schuif vervolgens de fader van de track die
als opnamebestemming is geselecteerd,
omhoog naar een geschikt volumeniveau.
Doorgaans luistert u tijdens een opname het ingangs-
kanaalsignaal niet af voordat het is opgenomen, maar
wel via het trackkanaal nadat het signaal de recorder is
gepasseerd. U luistert dan het signaal af dat werkelijk
wordt opgenomen en u kunt het volume en de klank-
kleur van het monitorsignaal aanpassen zonder dat dit
invloed heeft op het signaal dat wordt opgenomen.
G Volume/balans aanpassen
Stel naar wens de fader van het overeenkomstige
trackkanaal in.
G Pan aanpassen
Nadat u op de [SEL]-toets van het overeenkomstige
kanaal hebt gedrukt, drukt u op de [PAN/EQ]-toets in
de Selected Channel-sectie zodat het lampje van de
toets gaat branden. U kunt nu Selected Channel-knop
1 gebruiken om de panning aan te passen voor het
kanaal dat u met de [SEL]-toetsen hebt geselecteerd.
Zie 'Panregeling' op pagina 147 voor meer details.
OPMERKING
• In de modus voor directe opname heeft het aanpassen van
de panning voor het ingangskanaal van de opnamebron geen
effect.
11
Als u het niveau wilt controleren van een
signaal dat wordt ingevoerd in een track in
de modus klaar-voor-opname, drukt u eerst
op de [METER]-toets en vervolgens op de
[F2]-toets.
Hiermee roept u de Track-pagina van het METER-
scherm op. Op deze pagina kunt u het niveau
controleren van de signalen aan de ingangen van de
trackkanalen 1-24, zoals deze worden verzonden van
de ingangskanalen naar de recordertracks.
12
Verplaats de cursor naar de PRE EQ-knop
en druk op de [ENTER]-toets.
Het ingangsniveau wordt weergegeven van de
trackkanalen die overeenkomen met de tracks in de
modus klaar-voor-opname. Als een van deze signalen
het 'OVER'-niveau bereikt, moet de ingangsniveau-
instelling worden verlaagd. Lees 'Aansluitingen en
opstellingen' op pagina 37 en pas de ingangsniveaus
opnieuw aan.