E COMP
Verplaats de cursor naar het symbool
druk op de [ENTER]-toets om de compressor voor het
desbetreffende kanaal in of uit te schakelen of het
compressorinvoegpunt te selecteren.
Druk herhaaldelijk op de [ENTER]-toets om
achtereenvolgens de volgende invoegpunten te selecteren.
A
Vóór kanaal-EQ
B
Vóór kanaalfader
C
Na kanaalfader
D
Compressor uit
Zie 'De compressors gebruiken' op pagina 152 voor
details.
TIP
• U kunt de cursor naar het invoegpunt verplaatsen en op de
[ENTER]-toets drukken om de volgorde van COMP en INSERT
EFF om te keren.
OPMERKING
• Aangezien geen EQ-regeling beschikbaar is voor
effectzendmasterkanalen, kan de compressor vóór of na de fader
worden tussengevoegd.
F ON/OFF-, LVL-knop
• ON/OFF.......... Verplaats de cursor naar deze positie
en druk op de [ENTER]-toets om het
kanaal in of uit te schakelen. Deze
functie is gekoppeld aan de [ON]-
kanaaltoetsen.
• LVL-knop ....... Verplaats de cursor naar deze knop,
en gebruik de [DATA/JOG]-draaiknop
of de [INC]/[DEC]-toetsen om het
kanaalniveau aan te passen.
Deze functie is gekoppeld aan
de kanaalfaders.
De mixparameters voor individuele kanalen weergeven
G INSERT EFF
onder COMP en
Deze parameter wordt gebruikt om een intern effect tussen
te voegen op een specifiek punt in het kanaal, of om een
punt op te geven voor het tussenvoegen van een extern
effect.
Als u de cursor naar het veld rechts van INSERT EFF
verplaatst en op de [ENTER]-toets drukt, verschijnt een
popupvenster waarin u een intern effect of een I/O-kanaal
van een optionele I/O-kaart kunt selecteren.
TIP
• Zie 'Een effect in een kanaal tussenvoegen' op pagina 119 voor
• Als SLOT1-16 is geselecteerd, wordt het opgegeven
• U kunt de cursor naar het invoegpunt verplaatsen en op de
H PAN/BAL-knop
Verplaats de cursor naar deze knop, en gebruik de [DATA/
JOG]-draaiknop of de [INC]/[DEC]-toetsen om het
kanaalsignaal naar de stereobus of bus1 en bus2 te routeren
(bij stereo-ingangskanalen werkt dit als balansregeling).
De L- en R-signalen van effectretourkanalen kunnen
afzonderlijk worden aangepast. Deze knoppen zijn
gekoppeld aan de PAN/EQ-schermknoppen ( ¡ p. 147).
I BUS1, BUS2, ST
Verplaats de cursor naar een van deze punten en druk op
de [ENTER]-toets om de toewijzing van het kanaalsignaal
aan de overeenkomstige bus (bus1, bus2 of de stereobus)
A
Naar
in of uit te schakelen.
J REC TR
Geeft de toewijzing van ingangskanalen aan tracks weer,
zoals is opgegeven op de Direct-pagina van het RECORD-
scherm.
K Niveaumeter
De niveaumeters tonen het ingangsniveau van de
ingangskanalen, trackkanalen en effectretourkanalen,
evenals het uitgangsniveau van het stereo-uitgangskanaal,
de busmasterkanalen, de AUX-zendmasterkanalen en de
effectzendmasterkanalen.
L AUX, EFFECT
Verplaats de cursor naar de juiste knop, en gebruik de
[DATA/JOG]-draaiknop of de [INC]/[DEC]-toetsen om
het zendniveau voor AUX-bus 1-4 of effectbus 1-4 aan te
passen over een bereik van –
overeenkomstige zenden ook uitschakelen door de cursor
naar een van deze knoppen te verplaatsen en op de
[ENTER]-toets te drukken. Bovendien kunt u tussen
prefader- (PRE) en postfaderzenden (POST) schakelen
door de cursor naar de signaalbaan boven de knop te
verplaatsen en op de [ENTER]-knop te drukken.
Deze functies zijn gekoppeld aan de AUX- en EFFECT-
schermen (¡ p. 111, 115).
OPMERKING
• Signalen kunnen niet vanaf een effectretourkanaal naar de
details over het tussenvoegen van effecten.
kanaalinvoegpunt toegewezen aan het overeenkomstige kanaal
van een optionele I/O-kaart in de AW2400. Deze toewijzing wordt
weergegeven in het OPTION I/O SLOT OUT ASSIGN-veld op de
Output-pagina van het PATCH-scherm.
[ENTER]-toets drukken om de volgorde van COMP en INSERT
EFF om te keren.
∞
tot +10 dB. U kunt het
effectbussen worden verzonden.
AW2400 Gebruikershandleiding
12
107