5
Gebruik de [TRACK 1-12]- en [TRACK 13-
24]-toetsen van de LAYER-sectie om de
menglayer te selecteren die u wilt
bedienen.
6
Start het afspelen van de doeltrack of -
groep door op de overeenkomstige [ON]-
toets te drukken of de juiste fader te
bedienen.
Tijdens het afspelen brandt het lampje van de [ON]-
toetsen van de geactiveerde tracks. Als u op een [ON]-
toets drukt waarvan het lampje brandt, wordt het
afspelen gestopt van de desbetreffende track of de
groep waaraan de track is toegewezen. Als u op de
STOP-toets [I] drukt, wordt het afspelen van alle
tracks gestopt.
OPMERKING
• Als u een kanaal uitschakelt door op de [ON]-toets te drukken
voordat de triggertrackmodus is geactiveerd, wordt het kanaal
niet afgespeeld als u op de overeenkomstige [ON]-toets drukt
of de fader bedient.
Dit gedeelte legt uit hoe u de audiodata bewerkt die zijn opgenomen op een audiotrack.
De AW2400 voorziet in verscheidene bewerkingsopdrachten voor het bewerken van de
opgenomen audiotracks. Met deze opdrachten kunt u de track die of het gedeelte dat u wilt
bewerken opgeven, en data verwijderen of verplaatsen. U kunt speciale opdrachten gebruiken
om audiodata of WAV-files te importeren van externe bronnen die zijn aangesloten op de
AW2400, of om WAV-files te exporteren naar een extern apparaat.
De AW2400 voorziet in de volgende
bewerkingsopdrachten:
G ERASE
Wist de data van het opgegeven gedeelte.
G DELETE
Verwijdert de data van het opgegeven gedeelte. Data die
volgen op het gewiste gedeelte, worden de
overeenkomstige afstand naar voren geschoven.
G INSERT
Voegt lege ruimte in het opgegeven gedeelte in.
G COPY
Kopieert de data van het opgegeven gedeelte naar de
gewenste locatie van de gewenste track.
G MOVE
Verplaatst de data van het opgegeven gedeelte naar de
gewenste locatie van de gewenste track. De
verplaatsbrondata worden gewist.
G EXCHANGE
Wisselt data uit tussen de opgegeven tracks.
G TIME COMP (Tijdcompressie/-expansie)
Past de lengte van het opgegeven gedeelte van een
audiotrack aan zonder zijn toonhoogte te beïnvloeden.
7
Verplaats de cursor naar de NORMAL-knop
en druk op de [ENTER]-toets om de
triggertrackmodus te verlaten en terug te
keren naar de normale modus.
Een popupvenster vraagt u het verlaten van de
triggertrackmodus te bevestigen. Verplaats de cursor
naar de OK-knop en druk op de [ENTER]-toets.
OPMERKING
• Als u het RECORD-, EDIT-, SOUND CLIP-, CD-, AUTOMIX-
of USB-scherm probeert te openen terwijl de
triggertrackmodus is geactiveerd, vraagt een popupvenster u
het openen van het geselecteerde scherm te bevestigen. Als
u het geselecteerde scherm wilt openen, verplaatst u de
cursor naar de OK-knop en drukt u op de [ENTER]-toets om
over te schakelen op de normale trackmodus. Tijdens het
afspelen van een song kunt u de hierboven vermelde
schermen niet openen.
Tracks bewerken
G PITCH (Toonhoogtewijziging)
Past de toonhoogte van het opgegeven gedeelte van een
audiotrack aan zonder zijn lengte te beïnvloeden.
G IMPORT CD AUDIO
Importeert audiodata (CD-DA) van CD-R/RW-media in
de CD-RW-drive in een audiotrack van de AW2400.
G IMPORT CD WAV
Importeert een WAV-file van CD-R/RW-media in de CD-
RW-drive in een audiotrack van de AW2400.
G IMPORT USB WAV
Importeert een WAV-file die uit de 'Transport'-map op een
computer is gekopieerd, in een audiotrack van de
AW2400.
G IMPORT TRACK
Importeert audiodata uit een andere song in een audiotrack
van de huidige song.
G EXPORT
Exporteert het opgegeven gedeelte van een audiotrack
naar een WAV-file in de 'Transport'-map.
De triggertrackfunctie • Tracks bewerken
AW2400 Gebruikershandleiding
15
135