Een specifieke audiotrack dempen
1
Roep de View-pagina van het TRACK-
scherm op.
2
Verplaats de cursor naar het TRACK-veld en
gebruik de [DATA/JOG]-draaiknop of de
[INC]/[DEC]-toetsen om het nummer te
selecteren van de track die u wilt dempen.
3
Verplaats de cursor naar de MUTE-knop en
druk op de [ENTER]-toets.
Het dempen wordt in- of uitgeschakeld.
Als een track wordt gedempt, verandert het MUTE-
symbool in G.
Als u nogmaals op de [ENTER]-toets drukt, wordt het
dempen uitgeschakeld en verandert het MUTE-
symbool in
.
TIP
• Met deze dempingsfunctie wordt demping voor afspelen van
de recordertracks in- of uitgeschakeld. Dit is ook van invloed
op het aantal gelijktijdig afgespeelde tracks in de
recordersectie ( ¡ p. 128). Het is raadzaam alle ongebruikte
tracks te dempen.
• Aangezien voor 24-bits songs maximaal 12 afspeeltracks
mogelijk zijn, kan het dempen van de tracks 13-24 niet
worden uitgeschakeld.
• In sommige gevallen kan het dempen van een track niet
worden uitgeschakeld, afhankelijk van het aantal tracks in de
modus klaar-voor-opname. Als dat het geval is, vermindert u
het aantal tracks in de modus klaar-voor-opname en schakelt
u het dempen van de gewenste track uit.
Schakelen tussen de virtuele
tracks van een audiotrack
1
Roep de Virtual TR-pagina van het TRACK-
scherm op door het vereiste aantal keren
op de [TRACK]-toets in de Work Navigate-
sectie te drukken, of door eerst op de
[TRACK]-toets en vervolgens op [F2] te
drukken.
Deze pagina bevat de volgende items.
A
B
C
1 Virtuele tracks
Geeft de status van de virtuele tracks 1-8 aan.
De virtuele track die is geselecteerd voor elk van de
tracks wordt aangegeven door het symbool 'G'. Van de
virtuele tracks die momenteel niet zijn geselecteerd,
worden de opgenomen tracks met ' ' en de nog niet
opgenomen tracks met '-' aangegeven.
TIP
• Wanneer de AW2400 in de standaardstatus staat, is virtuele
track 1 geselecteerd voor elk van de tracks.
B Naam virtuele track
Geeft de naam aan van de virtuele track die met de
cursor is geselecteerd. Geeft '-NO REC-' aan voor lege
tracks.
C Tracks
Geeft het tracknummer 1-24 aan.
2
Gebruik de cursortoetsen om het virtuele-
tracknummer te selecteren dat u wilt
toewijzen aan de gewenste track.
3
Druk op de [ENTER]-toets.
Het symbool G wordt getoond op de positie van de
nieuw geselecteerde virtuele track. Deze virtuele track
wordt nu gebruikt voor opname/afspelen.
TIP
• Als u wilt schakelen tussen de virtuele tracks van de
stereotrack, gebruikt u de Stereo TR-pagina van het TRACK-
scherm.
AW2400 Gebruikershandleiding
Audiotrackhandelingen
15
129