I Selecteer de tracks die u wilt bewerken
Na het kiezen van een bewerkingsopdracht is de volgende
stap aangeven welke tracks moeten worden bewerkt.
3
U selecteert de tracks die u wilt bewerken
door de cursor naar het TR (Track)-veld aan
de linkerkant van het scherm te
verplaatsen, en de [DATA/JOG]-draaiknop
of de [INC]/[DEC]-toetsen te gebruiken.
TR-veld
In het TR-veld kunt u de volgende datatypen
selecteren:
• 1-24 ...................Een audiotrack
• 1&2-23&24........Een paar aangrenzende oneven/
even genummerde audiotracks
• ST......................De stereotrack
• ALL ...................Audiotrack 1-24
• CLIP ..................Soundclip
4
Selecteer de virtuele track die u wilt
bewerken.
Als u in stap 3 een audiotrack (1-24, 1&2-23&24 of
ST) hebt geselecteerd, verschijnt het V.TR-veld rechts,
waardoor u het nummer van de virtuele track kunt
selecteren. Verplaats de cursor naar dit veld en
selecteer een nummer van 1 tot 8.
V.TR-veld
TIP
• Voor bepaalde opdrachten moet u zowel de bron- als de
bestemmingstrack aangeven.
I Geef het te bewerken gedeelte aan
Voor de meeste opdrachten moet u zowel Start- (het begin
van het te bewerken gedeelte) als End-parameters (het einde
van het te bewerken gedeelte) instellen om het gedeelte aan
te geven dat wordt beïnvloed door de opdracht.
5
U geeft het begin van het te bewerken
gedeelte aan door de cursor naar het
gewenste cijfer van het Start-veld te
verplaatsen, en de [DATA/JOG]-draaiknop
of de [INC]/[DEC]-toetsen te gebruiken.
De Start/End-parameters worden rechts van het TR-
veld aangegeven.
Start-parameter (het begin van het te bewerken gedeelte)
End-parameter (het einde van het te bewerken gedeelte)
Basisprocedure voor trackbewerking
U kunt de Start/End-parameters instellen in het teller-
weergaveformat (de waarde links) of in maten/tellen (de
waarde rechts). Verplaats de cursor naar het cijfer dat u
wilt wijzigen, en gebruik de [DATA/JOG]-draaiknop of
de [INC]/[DEC]-toetsen om de waarde in te stellen.
OPMERKING
• Als u de soundclip hebt geselecteerd als bewerkingsobject,
worden de parameters altijd toegepast op het gebied tussen
het start- en eindpunt van de soundclip. Indien nodig moet u
het start- en eindpunt van de soundclip aangeven voordat u
de parameters instelt.
6
U geeft het eindpunt van het te bewerken
gedeelte aan door de cursor naar het
gewenste cijfer van het End-veld te
verplaatsen, en de [DATA/JOG]-draaiknop
of de [INC]/[DEC]-toetsen te gebruiken.
TIP
• Als u de cursor naar de Start- of End-parameter verplaatst en
op de [ENTER]-toets drukt, wordt de huidige tellerlocatie
ingevoerd. Als alternatief kunt u een locatiepunt of markering
terugroepen om naar die locatie in de song te gaan en
vervolgens op de [ENTER]-toets drukken om die locatie als
de waarde van de Start- of End-parameter in te voeren.
OPMERKING
• Voor bepaalde opdrachten moet u ook een locatie in de
bewerkingsbestemmingstrack aangeven. Verplaats, op
dezelfde manier als hierboven beschreven staat, de cursor
naar het tellerweergaveformat-veld of het maat/tel-veld, en
geef de locatie aan.
I Voer de opdracht uit
Wanneer u klaar bent met het instellen van de parameters,
voert u de opdracht uit.
7
Verplaats de cursor naar de EXECUTE-knop
en druk op de [ENTER]-toets.
Een popupvenster vraagt u de handeling te bevestigen.
8
Verplaats de cursor naar de OK-knop om de
opdracht uit te voeren, of verplaats de
cursor naar de CANCEL-knop om het
uitvoeren te annuleren. Druk vervolgens op
de [ENTER]-toets.
TIP
• Zelfs nadat u op de [ENTER]-toets hebt gedrukt om de
opdracht uit te voeren, kunt u op de [UNDO/REDO]-toets
drukken om terug te keren naar de situatie zoals die was
voordat de opdracht werd uitgevoerd. U kunt deze functie
gebruiken om de originele data te vergelijken met de
resultaten zoals die zijn geproduceerd door het uitvoeren van
de opdracht.
OPMERKING
• Als een track ten gevolge van het uitvoeren van een opdracht
geen opgenomen data meer bevat, verandert de naam van
die track in '-NO REC-'.
AW2400 Gebruikershandleiding
15
137