Download Print deze pagina

Yamaha AW2400 Gebruikershandleiding pagina 134

Advertenties

De triggertrackfunctie
OPMERKING
• Wanneer de triggertrackfunctie actief is, werken de toetsen
van de Transport-, Locate- en Locate/Navigate-sectie niet
(behalve de STOP-toets [ I ]), en zijn de normale opname-/
afspeelhandelingen niet beschikbaar.
TIP
• De triggertrackinstellingen worden bij elke song afzonderlijk
opgeslagen.
• Als u een song opslaat terwijl de triggertrackfunctie actief is,
wordt deze functie opnieuw geactiveerd en verschijnt het
overeenkomstige statusbericht wanneer u de song later weer
terugroept.
De triggertrackfunctie gebruiken
U gebruikt de triggertrackfunctie als volgt:
1
Roep de Trigger-pagina van het TRACK-
scherm op door het vereiste aantal keren
op de [TRACK]-toets in de Work Navigate-
sectie te drukken, of door eerst op de
[TRACK]-toets en vervolgens op [F4] te
drukken.
Deze pagina bevat de volgende items.
C
A
15
1 NORMAL-knop
Voor normale audiotrackhandelingen moet deze knop
zijn ingeschakeld (normale trackmodus).
B TRIGGER-knop
Zet deze knop aan als u de triggertrackmodus wilt
inschakelen.
C GROUP
Verplaats de cursor naar dit veld en gebruik de [DATA/
JOG]-draaiknop of de [INC]/[DEC]-toetsen om de
triggertrackgroep in te stellen voor elke track. Groepen
kunnen alleen worden toegewezen wanneer de
triggertrackmodus is ingeschakeld.
134
AW2400 Gebruikershandleiding
D FADER START-knop
Als deze knop is ingeschakeld, wordt de
overeenkomstige track (of de groep waaraan de track
is toegewezen) afgespeeld wanneer de trackfader
wordt verschoven tot boven de -∞-positie. Het
afspelen wordt gestopt wanneer het einde van de
opgenomen data is bereikt. U kunt het afspelen op elk
gewenst moment stoppen door de fader weer omlaag
te schuiven naar de -∞-positie. Deze knop kan alleen
worden in- of uitgeschakeld wanneer de
triggertrackmodus is geactiveerd.
2
Verplaats de cursor naar de TRIGGER-knop
en druk op de [ENTER]-toets om de
triggertrackmodus te activeren.
Een popupvenster vraagt u het verlaten van de normale
trackmodus te bevestigen. Verplaats de cursor naar de
OK-knop en druk op de [ENTER]-toets.
3
Als u de groep wilt instellen waartoe elke
track behoort, verplaatst u de cursor naar
het GROUP-veld en gebruikt u de [DATA/
JOG]-draaiknop of de [INC]/[DEC]-toetsen.
B
D
In de triggertrackmodus kan elke track worden
toegewezen aan een van de vier groepen A-D, zodat
het afspelen van complete groepen van tracks kan
worden gestart of gestopt met een eenvoudige druk op
de [ON]-toets of de bediening van één fader.
4
Als u de Fader Start-functie wilt activeren
voor een track, verplaatst u de cursor naar
de FADER START-knop en drukt u op de
[ENTER]-toets.
Als de Fader Start-functie is ingeschakeld, wordt de
overeenkomstige track (of de groep waaraan de track
is toegewezen) afgespeeld wanneer de trackfader
wordt verschoven tot boven de –
afspelen op elk gewenst moment stoppen door de
fader weer omlaag te schuiven naar de –
OPMERKING
• Aangezien bij 24-bits songs maximaal 12 tracks kunnen
worden afgespeeld ( ¡ p. 165), kan het dempen niet worden
uitgeschakeld voor track 13-24, wat betekent dat deze tracks
in de normale trackmodus blijven.
TIP
• '_' wordt weergegeven voor tracks die niet zijn toegewezen
aan een groep. De desbetreffende tracks worden
onafhankelijk van de groep gestart en gestopt.
• Kanaalparen die u voor gekoppelde stereohandelingen wilt
gebruiken, moeten van tevoren worden toegewezen als
gepaarde kanalen ( ¡ p. 58).
TIP
• U kunt de Fader Start-functie voor alle tracks uitschakelen
door op de [F1]-toets te drukken terwijl u de [SHIFT]-toets
ingedrukt houdt ('–' wordt weergegeven voor alle tracks).
• U kunt de triggertrackinstellingen voor groep A-D kopiëren
naar fadergroepen ( ¡ p. 82) door op de [F2]-toets te drukken
terwijl u de [SHIFT]-toets ingedrukt houdt. Dit is handig voor
het koppelen van de faderstarthandeling aan meerdere
triggertracks.
-positie. U kunt het
-positie.

Advertenties

loading