Het scherm bevat de volgende
aanduiding.
TIP
• U kunt het ingangskanaal voor de
opnamebron ook selecteren door op een
[INPUT SEL]-toets (of de [SEL]-toets van
een ingangskanaal) te drukken.
• De [INPUT SEL]-toetsen bedienen altijd de
ingangskanalen 1-8, ongeacht de
instellingen in de Layer-sectie.
4
Verplaats de cursor naar het symbool
voor de track voor de opnamebestemming
en druk op de [ENTER]-toets.
Het geselecteerde ingangskanaal en de track worden
intern verbonden.
Op dit moment gaan de lampjes van de verbonden
[INPUT SEL]-toets (of de [SEL]-toets van het
ingangskanaal) en de [SEL]-toets van het trackkanaal
rood knipperen.
Het knipperende lampje van de [SEL]-toets van het
trackkanaal geeft aan dat de corresponderende track in
de modus klaar-voor-opname staat.
Als bijvoorbeeld ingangskanaal 1 en track 1 zijn
verbonden, hebben de lampjes op het bovenpaneel de
volgende status.
knipperen
Trackkanalen
(Lampje van [TRACK 1-12]-toets in Layer-sectie brandt)
Het scherm bevat de volgende
aanduiding.
TIP
• U kunt de track voor de opname-
bestemming ook selecteren door op
de [SEL]-toets van een trackkanaal te
drukken.
• Dezelfde interne verbinding wordt tot
stand gebracht zelfs als u stap 3 en 4 in
omgekeerde volgorde uitvoert.
• Voor ingangskanalen die intern zijn
verbonden met een track wordt de fader
automatisch ingesteld op 0 dB.
• Als een ingangskanaal is geselecteerd als opnamebron,
wordt zijn toewijzing aan de stereobus automatisch uitgezet.
Als u het signaal wilt afluisteren dat u opneemt, schuift u de
fader van het trackkanaal voor de opnamebestemming
omhoog.
• De EQ-regelingen en de instellingen voor de dynamische
processor worden neutraal ingesteld voor trackkanalen die
overeenkomen met tracks die zijn geselecteerd als
opnamebestemming.
OPMERKING
• Ingangskanalen en tracks zijn altijd verbonden volgens een
één-op-één-relatie.
• De tracknummers van gedempte tracks worden aangeduid
met
(mute), maar u kunt niettemin opnemen op gedempte
tracks.
• Aangezien 24-bits songs maximaal 12 afspeeltracks kunnen
bevatten ( ¡ p. 165), worden de tracks 13 - 24 gedempt en
niet afgespeeld.
5
Als u meerdere instrumenten of microfoons
tegelijkertijd wilt opnemen, wijst u op
dezelfde manier andere ingangskanalen toe
aan andere tracks.
TIP
• Als u een verbinding wilt opheffen, herhaalt u dezelfde
handeling als voor het tot stand brengen van een verbinding.
• Als u een andere opnamebestemming (track) wilt instellen
dan de track die u al hebt verbonden, verplaatst u de cursor
naar de opnamebron en drukt u op de [ENTER]-toets.
Vervolgens verplaatst u de cursor naar een andere track en
drukt u nogmaals op de [ENTER]-toets.
• Als u een andere opnamebron (ingangskanaal) wilt instellen
dan het kanaal dat u al hebt verbonden, verplaatst u de
cursor naar de opnamebestemming en drukt u op de
[ENTER]-toets. Vervolgens verplaatst u de cursor naar een
ander ingangskanaal en drukt u nogmaals op de [ENTER]-
toets.
• Als u alle verbindingen wilt opheffen, verplaatst u de cursor
naar de SAFE-knop en drukt u op de [ENTER]-toets.
• Als zowel het ingangskanaal voor de opnamebron als de
track voor de opnamebestemming gepaard is, worden twee
aangrenzende oneven/even genummerde kanalen
toegewezen aan twee aangrenzende oneven/even
genummerde tracks.
6
Als u met één handeling een set van acht
ingangskanalen en acht tracks wilt
aansluiten, activeert u de MULTI
CONNECTION ON/OFF-knop.
Als bijvoorbeeld de MULTI CONNECTION ON/
OFF-knop is geactiveerd en u een van de
ingangskanalen 1-8 als opnamebron en een van de
tracks 1-8 als opnamebestemming instelt, verschijnt
het volgende popupvenster.
Verplaats de cursor naar de YES-knop en druk op de
[ENTER]-toets om de verbinding tot stand te brengen.
De ingangskanalen 1-8 worden verbonden met de
tracks 1-8. Verplaats de cursor naar de NO-knop en
druk op de [ENTER]-toets om het geselecteerde
ingangskanaal en de geselecteerde track te verbinden.
AW2400 Gebruikershandleiding
Ingangssignaalrouting
11
101