78
Verlichting en zicht
De ruitenwissers en de ruitensproeiers werken alleen maar bij ingeschakeld contact en
een gesloten motorkap.
De achterruitwisser werkt alleen als de achterklep gesloten is.
Als de interval-wisstand is ingeschakeld, worden de intervallen ook snelheidsafhanke-
lijk geregeld.
De regensensor* regelt automatisch de pauze tussen de afzonderlijke wisserbewe-
gingen, afhankelijk van de regenintensiteit.
Na het inschakelen van de achteruitversnelling wordt bij ingeschakelde voorruit-
ruitenwisser de achterruit eenmaal gewist.
De ruitensproeiers voor de voorruit worden bij ingeschakeld contact verwarmd*.
Bijvullen van de ruitensproeiervloeistof bladzijde 232.
Winterstand
Als de ruitenwisser in de ruststand staat, kan deze niet worden weggeklapt van de
voorruit. Om deze reden adviseren wij, in de winter de ruitenwisser zo uit te lijnen dat
deze gemakkelijk kan worden weggeklapt van de voorruit. Deze ruststand kan als volgt
worden ingesteld:
Schakel de ruitenwisser in.
Contact uitschakelen. De ruitenwisser blijft in die stand staan waarin hij stond toen
het contact werd uitgeschakeld.
Als winterstand kunt u ook de servicestand gebruiken .
ATTENTIE!
Voor helder zicht en veilig rijden zijn goede ruitenwisserbladen beslist
noodzakelijk bladzijde 79.
Gebruik de ruitensproeierinstallatie niet bij lage temperaturen voordat
vooraf de voorruit werd verwarmd. De ruitensproeiervloeistof zou anders
kunnen vastvriezen op de voorruit en het zicht naar voren beperken.
De regensensor functioneert alleen als assistent. De bestuurder wordt niet
van de plicht ontslagen de ruitenwissers, afhankelijk van de zichtomstandig-
heden, handmatig in te schakelen.
Voorzichtig!
Bij vorst moet u, voordat u de ruitenwissers voor de eerste keer inschakelt, controleren
of de ruitenwisserbladen niet zijn vastgevroren! Als de ruitenwissers worden ingescha-
keld terwijl de ruitenwisserbladen zijn vastgevroren, kunnen zowel de wisserbladen
als de ruitenwissermotor worden beschadigd!
Aanwijzing
A
bladzijde 77, afb. 63
Als de langzame
2
keld en de snelheid van de auto loopt terug tot onder 4 km/uur, wordt automatisch de
eerstvolgende lagere wisserstand ingeschakeld. Als de snelheid weer oploopt tot
boven 8 km/uur wordt de vorige wisstand weer ingeschakeld.
Bij een obstakel op de voorruit probeert de wisser het obstakel weg te schuiven. Als
het obstakel de wisser verder blokkeert en om een beschadiging van de wisser te
vermijden, blijft de wisser, na 5 pogingen om het obstakel te verwijderen, automatisch
staan. Verwijder het obstakel en schakel de ruitenwisser opnieuw in.
De inhoud van het ruitenwisserreservoir bedraagt 3 liter. Bij wagens die met een
koplampsproeiers* zijn uitgerust, bedraagt de inhoud 5,5 liter.
Automatische achterruitwisser* (Combi)
Als de ruitenwisserhendel in de stand
de achterruitwisser bij een snelheid van meer dan 5 km/u om de 30 seconden, resp.
10 seconden een wisprocedure uit.
Bij actieve regensensor* (de hendel staat in stand
wanneer de ruitenwisser voor in continu bedrijf werkt (geen pauzes tussen het
wissen).
Activering/uitschakeling
De functie van de automatische achterruitwisser wordt geactiveerd/uitgeschakeld in
de informatiedisplay* in het menu:
Setup (instellingen)
Lichten & Vision (licht & zicht)
Rear wiper (Achterruitwisser)
A
of snelle
wisserstand is ingescha-
3
A
bladzijde 77, afb. 63
A
resp.
staat, voert
2
3
A
) is de functie alleen actief
1