Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Assistenten Voor Rijden Op Hellende Wegen; Elektromechanische Stuurbekrachtiging; Controle Bandenspanning - Skoda Superb 2010 Instructieboekje

Inhoudsopgave

Advertenties

198
Intelligente techniek

Assistenten voor rijden op hellende wegen*

De assistent voor het rijden het op hellende wegen vergemakkelijkt het rijden op
hellingen. Het systeem ondersteunt het wegrijden, doordat het de door het rempedaal
opgewekte remdruk nog ca. 2 seconden na het loslaten van het rempedaal in stand
houdt. De bestuurder kan dan ook de voet van het rempedaal nemen en het gaspedaal
indrukken en op een helling wegrijden, zonder de handrem te gebruiken. De remdruk
loopt geleidelijk terug als er meer gas wordt gegeven. Als de auto niet binnen
2 seconden wegrijdt, zal deze achteruit gaan rollen.
De assistent voor het rijden op hellende wegen is actief bij een helling vanaf 5 %, als
het bestuurdersportier gesloten is. Het is altijd actief bij het wegrijden in zowel voor-
waartse als achterwaartse richting op een helling. Bij het hellingafwaarts rijden is het
systeem niet actief.

Elektromechanische stuurbekrachtiging

Door de stuurbekrachtiging is voor het besturen minder kracht nodig.
Bij de elektromechanische stuurbekrachtiging is de bekrachtiging automatisch aange-
past aan de snelheid en de stuuruitslag.
Bij het uitvallen van de stuurbekrachtiging of bij niet-draaiende motor (wegslepen)
blijft de auto volledig bestuurbaar. Voor het sturen is dan echter aanzienlijk meer
kracht nodig.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging licht het controlelampje
instrumentenpaneel op  bladzijde 31.
ATTENTIE!
Als de stuurbekrachtiging is uitgevallen, neem dan contact op met een Škoda-
dealer.

Controle bandenspanning*

Het bandenspanningscontrolesysteem vergelijkt met behulp van de ABS-sensoren het
toerental en zodoende de bandomtrek van de afzonderlijke wielen. Bij een wijziging
van de bandomtrek van een wiel gaat het controlelampje
neel  bladzijde 35 branden en er klinkt een akoestisch signaal. De afrolomvang van
het wiel kan veranderen wanneer:
de bandenspanning te laag is,
de structuur van de band is beschadigd,
de auto eenzijdig is beladen,
de wielen van één as zwaarder zijn belast (bijv. bij het rijden met een aanhang-
wagen of bij het bergopwaarts of bergafwaarts rijden),
sneeuwkettingen zijn gemonteerd,
resp.
op het
het noodwiel is gemonteerd,
één wiel per as werd verwisseld.
Basisinstelling van het systeem
Na wijziging van d bandenspanning, na het vervangen van een of meerdere wielen, de
positiewijziging van een wiel aan de wagen (bv. verwisselen van wielen tussen de
assen) of bij het oplichten van de controlelamp tijdens het rijden, moet een basisin-
stelling van het systeem als volgt uitgevoerd worden.
Pomp alle banden op tot aan de voorgeschreven bandenspanning
 bladzijde 234.
Contact inschakelen.
Afb. 172 Toets voor het instellen van de
bandenspanningscontrolewaarde
op het instrumentenpa-

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave