f) Staartrotorfunctie controleren
Voor u de staartrotorfunctie controleert is het zinvol om de gyroscoopgevoeligheid op de kleinste waarde in te stellen.
Zo herkent u aan de staartrotor uitsluitend de stuurbewegingen van de zender en niet de door de gyroscoop gegene-
reerde stuurimpulsen. Draai daarvoor de draairegelknop voor de gyroscoopgevoeligheid (zie afbeelding 1, pos. 18)
in de middelste stand.
Wanneer u op de zender de stuurknuppel voor de pitch- en hekfunctie (zie ook afbeelding 1, pos. 14) helemaal naar
links draait, moet de servohendel van de staartservo (zie afbeelding 13, pos. 5) naar achter bewegen. De rotorbladen
aan de staartrotor worden daardoor zo verplaatst, dat de staartrotor (van bovenaf gezien) naar rechts zijn gestuurd en
daardoor de punt van de romp van de helikopter naar links wordt gedraaid (zie afbeelding 16 A).
Als op de zender naar rechts wordt gestuurd, beweegt de servohendel zich naar voor en de rotorbladen aan de
staartrotor worden daardoor zo verplaatst dat de staartrotor (van bovenaf gezien) naar links wordt gestuurd. De punt
van de romp van de helikopter draait zich daardoor naar rechts (zie afbeelding 16 B).
Aangezien de hoofdrotor van bovenaf gezien naar rechts in de richting van de wijzers van de klok draait,
heeft de romp de neiging om zich tegen de richting van de wijzers van de klok (naar links) te draaien. Om dit
te vermijden, is de basisinstelling van de staartrotor zo gekozen dat hij ook zonder stuurbevel van de zender
de draaineiging van de romp compenseert.
Wanneer de servohendel van de staartservo zich in de middelste stand bevindt (basisinstelling voor het
zweefvliegen), hebben de rotorbladen van de staartrotor al een kleine verstelling die de staart (van bovenaf
gezien) naar links en zo de punt van de romp naar rechts duwt.
All manuals and user guides at all-guides.com
Afbeelding 16
173