domeinnaam op de LDAP-server gehaald moet worden, selecteert u [Specify the attribute name for
domain name acquisition] en voert u de attribuutnaam in
5
Klik op [Connection Test] om te bevestigen dat de verbinding mogelijk is, en klik vervolgens op [Add].
Servergegevens bewerken
●
Klik op [Edit] voor de servergegevens die u wilt bewerken, voer de nodige wijzigingen door en klik op
[Update].
6
Voer de gebruikersgegevens in en stel de bevoegdheden in.
[Save authentication information for login users]
Schakel het selectievakje in om de verificatiegegevens van gebruikers die zich via het bedieningspaneel
aanmelden, op te slaan. Schakel het selectievakje [Save user information when using keyboard
authentication] in om de informatie op te slaan van gebruikers die zich aanmelden bij de cache met
toetsenbordverificatie. Nadat de instellingen zijn geconfigureerd, kunnen de opgeslagen
verificatiegegevens worden gebruikt voor aanmelding, zelfs als de machine geen verbinding kan maken
met de server. Wijzig zo nodig de instelling [Retention Period:].
[User Attribute to Browse:]
Voer het gegevensveld (attribuutnaam) in op de server waarnaar wordt verwezen en die wordt gebruikt
om gebruikersbevoegdheden (rollen) vast te leggen. Normaal kunt u de vooraf ingestelde waarde van
"lidVan" gebruiken, die de groep aangeeft waartoe de gebruiker behoort.
[Retrieve role name to apply from [User Attribute to Browse]]
Schakel het selectievakje in voor de tekenreeks die is geregistreerd in het gegevensveld op de server en
die bij [User Attribute to Browse:] voor de rolnaam is opgegeven. Voordat u gaat configureren, controleert
u eerst de rolnamen die op de machine kunnen worden geselecteerd, en registreert u die op de server.
[Conditions]
U kunt de voorwaarden instellen waarmee de gebruikersbevoegdheden worden vastgesteld.
Onderstaande voorwaarden worden in de volgorde waarin ze zijn opgesomd, toegepast.
[Search Criteria]
De machine beheren
Selecteer de zoekcriteria voor [Character String].
717
(voorbeeld:
dc).