2
Voeg op de Mac de machine toe in [Systeemvoorkeuren]
●
Als de machine al is toegevoegd voor scannen of faxen verzenden, is deze bewerking niet vereist.
3
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
●
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer
informatie de Help van het programma dat u gebruikt.
4
Selecteer de machine in het afdrukvenster.
➠
De printers die verbonden zijn met de Mac worden weergegeven. Selecteer de machine in deze stap.
5
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
●
De beschikbare instellingen papierformaten verschillen afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
6
Klik op [Druk af].
➠
Het afdrukken wordt gestart.
Koppelen aan mobiele apparaten
664
[Printers en scanners].