[Use AirPrint]
Schakel het selectievakje in als u AirPrint wilt gebruiken. Schakel het selectievakje uit om AirPrint uit te
schakelen.
[Printer Name]
Geef de naam op van de machine. Als een mDNS-naam reeds is geregistreerd in [mDNS Settings]
([Network Settings] in [Preferences] (Settings/Registration)), dan wordt de geregistreerde naam
weergegeven.
[Location]
Geef de locatie op van de machine. Als een locatie reeds is geregistreerd in [Device Information Settings]
([Device Management] in [Management Settings] (Settings/Registration)), dan wordt de geregistreerde
naam weergegeven.
[Latitude]
Geef de breedtegraad op van de locatie waar de machine is geïnstalleerd.
[Longitude]
Geef de lengtegraad op van de locatie waar de machine is geïnstalleerd.
5
Herstart de machine.
●
Schakel de machine uit, wacht minstens 10 seconden en schakel de machine weer in.
◼
Instellingen van het aanraakscherm configureren
1
Druk op
.
2
Druk op <Inloggen>.
●
Voer het systeembeheerder ID en het systeem PIN in.
3
Druk op <Voorkeuren>
Koppelen aan mobiele apparaten
<Netwerk>
<Use AirPrint>.
657