<TX rapport>
<Functie-instellingen>
Met het verzendrapport kunt u controleren of de documenten goed naar de opgegeven bestemmingen zijn
verzonden. U kunt de machine zo instellen dat die dit rapport automatisch afdrukt nadat documenten zijn
verzonden, of alleen wanneer een verzendfout is opgetreden. U kunt ook de instelling opgeven om het eerste
gedeelte van het document af te drukken als gedeelte van het rapport om u te herinneren aan de inhoud van
het document.
TX-rapport(P. 1280)
<Afdrukken uit opties toestaan> kan worden ingesteld als <Alleen bij fout> of <Uit> is geselecteerd. Als u
<Afdrukken uit opties toestaan> instelt op <Aan>, kunt u instellen of u een TX-rapport vanaf <Opties> wilt
afdrukken voor elke opdracht.
●
Deze instelling is gekoppeld met de instelling voor <TX rapport> in <Opties> voor elke functie.
<Communicatiebeheerrapport>
<Functie-instellingen>
U kunt logboeken voor het verzenden/ontvangen van documenten afdrukken als een rapport. U kunt de
machine zo instellen dat dit rapport wordt afgedrukt wanneer een bepaald aantal communicaties (100 tot
1.000) is bereikt of op een bepaald tijdstip. De rapporten voor verzenden/ontvangen kunnen eveneens
afzonderlijk worden afgedrukt.
Wanneer het rapport wordt verzonden als gegevens, wordt het verzonden in de CSV-bestandsindeling.
Communicatiebeheerrapport(P. 1278)
<TX terminal ID>
<Functie-instellingen>
U kunt aangeven of de gegevens van de afzender boven aan een verzonden document moeten worden
toegevoegd bij het verzenden van een fax/I-fax. Gegevens, zoals het faxnummer, naam en I-fax adres van de
machine, worden afgedrukt, zodat de ontvanger ziet wie het document heeft toegezonden.
●
De instellingen van de servermachine worden gebruikt bij het verzenden van externe faxen.
●
De informatie die wordt geregistreerd in <Register Unit Telephone Number> en <Register Unit
Name> wordt afgedrukt als de informatie over de afzender.
●
Wanneer u de naam van de afzender afdrukt in plaats van de naam van het apparaat, registreert u de
naam in
<Registreer naam van afzender (TTI)>(P. 1134) en geeft u deze op van <Sender Name
(TTI)>.
Faxen(P. 396)
<Verwijder mislukte TX opdrachten>
<Functie-instellingen>
U kunt aangeven of een document automatisch uit het geheugen moet worden verwijderd bij het optreden van
fouten bij verzending/opslag. Als u <Uit> selecteert, kunt u de documenten die niet konden worden verzonden/
opgeslagen, opnieuw verzenden/opslaan.
Instellingen/Registratie
<Verzenden>
<Algemene instellingen>
<Verzenden>
<Algemene instellingen>
<Verzenden>
<Algemene instellingen>
<Verzenden>
<Algemene instellingen>
1124
Instellingen faxlijn(P. 75)