●
Vraag uw netwerkbeheerder naar informatie over de bestandsserver/Geavanceerde ruimte.
<Protocol>
Selecteer een protocol voor de bestandsserver uit <Windows (SMB)>, <FTP> en <WebDAV>.
Wanneer u een document verzendt naar de Geavanceerde ruimte, selecteert u <Windows (SMB)> of
<WebDAV>.
●
Als u <Windows (SMB)> selecteert, worden de knoppen <Zoek host> en <Bladeren> weergegeven. U
kunt gemakkelijk een bestandsserver/Geavanceerde ruimte opgeven door het netwerk te zoeken of
te bekijken.
●
U kunt maximaal vijf Directoryservers opslaan die worden gebruikt in <Bladeren>.
<Hostnaam>
Voer de hostnaam van de bestandsserver/Geavanceerde ruimte in.
Wanneer u een document verzendt naar de Geavanceerde ruimte, voert u <Hostnaam> als volgt in.
●
Als u <Windows (SMB)> selecteert als protocol
Voorbeeld:
Om in de geavanceerde ruimte op te slaan: \\192.168.100.50\share
Om in de persoonlijke ruimte op te slaan: \\192.168.100.50\users
●
Als u <WebDAV> selecteert als protocol
Als TLS is uitgeschakeld
Voorbeeld:
Om in de geavanceerde ruimte op te slaan: http://<IP-adres of hostnaam>/share
Om in de persoonlijke ruimte op te slaan: http://<IP-adres of hostnaam>/users
Als TLS is ingeschakeld
Voorbeeld:
Om in de geavanceerde ruimte op te slaan: https://<IP-adres of hostnaam>/share
Om in de persoonlijke ruimte op te slaan: https://<IP-adres of hostnaam>/users
<Control. verbind.>
Druk op deze knop na het invoeren van de hostnaam om de verbinding met de bestandsserver/
Geavanceerde ruimte te bevestigen.
●
Als
u
een
<Gebruikersnaam> en <Wachtwoord> invoeren.
2
Configureer de gegevens van de bestandsserver/Geavanceerde ruimte.
●
Vraag uw netwerkbeheerder naar informatie over de bestandsserver/Geavanceerde ruimte en de
map.
<Bevestig voor verzenden>
Basisbewerkingen
aanmeldingsservice
gebruikt
234
zoals
persoonlijke-verificatiebeheer,
moet
u