●
Wijzigingen in instellingen zijn van kracht nadat <Toepassen gew. inst.> is uitgevoerd.
<Finisher Ponseenheid>
<Beheerinstellingen>
Geef aan of het ponsapparaat dat in de finisher is geïnstalleerd, moet worden uitgeschakeld.
●
Wijzigingen in instellingen zijn van kracht nadat <Toepassen gew. inst.> is uitgevoerd.
<Bevestig certificaat apparaathandtekening>
<Beheerinstellingen>
Controleer de gedetailleerde instellingen van een apparaathandtekeningcertificaat. U kunt ook controleren of
het certificaat geldig is.
<Bevestig certificaat gebruikershandtekening>
<Beheerinstellingen>
Controleer de gedetailleerde instellingen van een gebruikershandtekeningcertificaat dat beschikbaar is voor de
aangemelde gebruiker. U kunt ook controleren of het certificaat geldig is.
<Certificaatinstellingen>
<Beheerinstellingen>
U kunt sleutels/certificaten, CA-certificaten en certificaatintrekkingslijsten (CRL) beheren die op de machine
worden gebruikt.
Sleutel en certificaat voor netwerkcommunicatie genereren(P. 757)
Een apparaathandtekeningcertificaat genereren(P. 797)
Een gebruikershandtekeningcertificaat registreren(P. 799)
Een sleutel- en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) genereren(P. 826)
<Weergave opdr.status voor authentificatie>
<Beheerinstellingen>
Geef aan of toegang tot het scherm <Status monitor/Annuleren> beperkt moet worden bij gebruik van een
aanmeldingsservice.
<Beperk toegang taken andere gebr.>
<Beheerinstellingen>
Geef aan of gebruikers beperkingen opgelegd moeten krijgen zodat ze niet zomaar opdrachten van andere
gebruikers op het scherm <Status monitor/Annuleren> kunnen bewerken wanneer gebruikersverificatie is
gebruikt.
Instellingen/Registratie
<Apparaatbeheer>
<Modus beperkte functies>
<Apparaatbeheer>
<Apparaatbeheer>
<Apparaatbeheer>
<Apparaatbeheer>
<Apparaatbeheer>
1166