WAARSCHUWING
OORZAAK
INV OVERTEMP
Temperatuur van de omvormermodule is te
hoog.
(4290)
3.31 AW 6 bit 0
IO CONFIG
Een in- of uitgang van een optionele I/O-
(FF8B)
uitbreidingsmodule of veldbusmodule is in het
applicatieprogramma als signaalinterface
(programmeerbare
gekozen maar de communicatie naar de
foutfunctie 30.22)
betreffende I/O- uitbreidingsmodule is niet
conform ingesteld.
MACRO WIJZIG
Macro wordt hersteld of een gebruikersmacro
wordt opgeslagen.
(FF69)
MOD BOARD T
Te hoge temperatuur in AINT-kaart van de
omvormermodule.
(FF88)
09.11 AW 3 bit 14
MOD CHOKE T
Te hoge temperatuur in de choke van de
vloeistofgekoelde R8i omvormermodule.
(FF89)
09.11 AW 3 bit 13
MOT STR LIM
De omvormer beperkt de motorstroom volgens
de stroomlimiet gedefinieerd door parameter
(2300)
20.03
3.18 AW 5 bit 10
(programmeerbare
foutfunctie 30.23)
MOTORBLOKK
De motor werkt in het blokkeergebied. De
oorzaak kan overmatige belasting of
(7121)
onvoldoende motorvermogen zijn.
3.09 AW 2 bit 9
(programmeerbare
foutfunctie 30.10)
MAXIMUM STROOM.
OPLOSSING
Controleer de omgevingstemperatuur. Als
deze hoger is dan 40°C, zorg er dan voor dat
de belastingsstroom de belastingscapaciteit,
aangepast met deratingfactor, van de
omvormer niet overschrijdt. Zie de betreffende
hardware handleiding.
Controleer of de instelling van de
omgevingstemperatuur juist is (parameter
95.10).
Controleer de koelluchtstroming en de werking
van de ventilator van de omvormermodule.
Kastinstallatie: Controleer de luchtinlaatfilters
van de kast. Vervang deze indien nodig. Zie de
betreffende hardware handleiding.
Modules die door gebruiker in kast
geïnstalleerd zijn: Controleer of
koelluchtcirculatie in de kast voorkomen is met
luchtgeleideplaten. Zie de
installatievoorschriften van de module.
Controleer of er stof verzameld is in de kast en
het koellichaam van de omvormermodule.
Maak schoon indien nodig.
Controleer de parameters van de foutfunctie.
Controleer de instelling van parametergroep
98
OPTIEMODULES.
Wacht tot de omvormer de taak heeft voltooid.
Controleer de ventilator van de omvormer.
Controleer de omgevingstemperatuur.
Controleer de ventilator van de omvormer.
Controleer de omgevingstemperatuur.
Controleer het vloeistofkoelsysteem.
Verminder de belasting of verhoog de
hellingtijd.
Verhoog de waarde van parameter
MAXIMUM STROOM.
Controleer de parameters van de foutfunctie.
Controleer de motorbelasting en nominale
waarden van de omvormer.
Controleer de parameters van de foutfunctie.
249
20.03
Foutopsporing