Index
Naam/Keuze
26.07
FLYSTART CUR REF
[%]
0...100%
26.08
FLYSTART INIT DLY
0...60
26.09
FS METHOD
1 = ON
0 = OFF
27 REMCHOPPER
27.01
REMCHOPPER
BEST
UIT
AAN
27.02
REM OVERBEL
FUNCT
NEE
WAARSCHUWING
FOUT
27.03
REMWEERSTAND
0,00 ... 100,00 ohm
27.04
REM THERM T
CONST
0,000 ... 10000,000 s
27.05
MAX CONT REM
VERM
0,00 ... 10000 kW
27.06
BC CTRL MODE
Omschrijving
Definieert de stroomreferentie die bij vliegende start gebruikt wordt (start bij
een draaiende motor) wanneer er geen puls-encoder gebruikt wordt.
Als vliegende start mislukt (d.w.z. de omvormer kan het motortoerental
SPEED niet vinden ): Controleer de signalen
CURRENT met de DriveWindow PC tool en verhoog de referentie in stappen
van 5% totdat de vliegende-start functie met succes wordt uitgevoerd (d.w.z.
de omvormer kan
01.02
SPEED vinden).
Zie ook parameter
26.08
FLYSTART INIT DLY.
Waarde in procenten
Definieert samen met de motorkarakteristieken de vertraging voordat de
toerentalwaarde, geschat bij het begin van de vliegende start, verbonden wordt
met de hellinguitgang van de toerentalreferentie. Verleng de vertraging als de
motor in de verkeerde richting begint te draaien of als de motor begint te
draaien met de verkeerde toerentalreferentie.
Zie ook parameter
26.07
FLYSTART CUR REF [%].
Vertraging
Activeert de fluxcorrectie bij lage frequenties, < 3 Hz, wanneer het koppel
groter is dan 30%. Effectief in de motor- en generatormodus.
Actief
Niet actief
Besturing van remchopper.
Activeert de remchopperbesturing.
Opmerking: Als er een externe chopper (bijv. NBRA-xxx) gebruikt wordt, moet
de parameter worden uitgeschakeld.
Niet actief
Actief. Opmerking: Zorg dat de remchopper en remweerstand zijn
geïnstalleerd en de overspanningsregeling is uitgeschakeld (parameter 20.05).
Activeert de overbelastingsbeveiliging van de remweerstand. De door de
gebruiker aanpasbare variabelen zijn parameters
Niet actief
Actief. Als de omvormer overbelasting detecteert, wordt een waarschuwing
gegeven.
Actief. Als de omvormer overbelasting detecteert, schakelt hij uit op een fout.
Definieert de weerstandswaarde van de remweerstand. De waarde wordt
gebruikt bij de remchopper beveiliging.
Weerstandswaarde
Definieert de thermische tijdconstante van de remweerstand. De waarde wordt
gebruikt bij de overbelastingsbeveiliging. Zie parameter 27.02.
Bij een type SACE remweerstand moet de parameter ingesteld zijn op 200 s.
Bij een type SAFUR remweerstand moet de parameter ingesteld zijn op 555 s.
Tijdconstante
Definieert het maximale continue remvermogen dat de weerstandstemperatuur
tot het toegestane maximum laat stijgen. De waarde wordt gebruikt bij de
overbelastingsbeveiliging. Zie parameter 27.02.
Vermogen
Selecteert de besturingsmodus van de remchopper.
01.02
01.02
SPEED en
01.04
27.04
en 27.05.
Actuele signalen en parameters
149
FbEq
1 = 1%
1 = 1
1 = 1
0
65535
0
1
2
0 ... 100
1 = 1
1 = 1