Besturingsparameters omvormer
Nadat de veldbuscommunicatie is ingesteld, moeten de besturingsparameters van
de omvormer, opgegeven in de tabel hieronder, worden gecontroleerd en, waar
nodig, aangepast.
De kolom Instelling voor veldbusbesturing geeft de waarde die moet worden
gebruikt als de veldbusinterface de gewenste bron of bestemming voor dat bepaalde
signaal is. De kolom Functie/informatie bevat een beschrijving van de parameter.
De veldbussignaalroutes en de samenstelling van de berichten worden later
besproken in de sectie
Parameter
Instelling voor
veldbusbesturing
KEUZE BRON BESTURINGSCOMMANDO
10.01
COMM.CW
10.02
COMM.CW
10.03
VOORUIT
ACHTERUIT of
VERZOEK
10.07
0 of 1
10.08
0 of 1
11.02
COMM.CW
11.03
COMM.REF1
FAST COMM
COM.REF1+AI1
COM.REF1+AI5
COM.REF1*AI1 of
COM.REF1*AI5
De veldbusbesturingsinterface
Functie/informatie
Activeert het controlwoord van de veldbus (behalve bit 11 van 03.01 Main
Control Word ) als EXT1 als de actieve besturingslocatie is gekozen. Zie
ook par. 10.07.
Activeert het controlwoord van de veldbus (behalve bit 11 van 03.01 Main
Control Word) als EXT2 als de actieve besturingslocatie is gekozen.
Activeert regeling van de draairichting zoals gedefinieerd door parameter
10.01 en 10.02. De regeling van de draairichting wordt uiteengezet onder
Referentiebeheer
op pagina 217.
Instelling op waarde 1 heft de instelling van par. 10.01 op, zodat het
controlwoord van de veldbus (behalve bit 11 van 03.01 Main Control Word)
is geactiveerd als EXT1 als de actieve besturingslocatie is gekozen.
Opmerking 1: Alleen zichtbaar wanneer het Generic Drive
communicatieprofiel is gekozen (zie par. 98.07).
Opmerking 2: De instelling wordt niet opgeslagen in het permanente
geheugen.
Instelling op waarde 1 heft de instelling van par. 11.03 op, zodat
veldbusreferentie REF1 wordt gebruikt als EXT1 als de actieve
besturingslocatie is gekozen.
Opmerking 1: Alleen zichtbaar wanneer het Generic Drive
communicatieprofiel is gekozen (zie par. 98.07).
Opmerking 2: De instelling wordt niet opgeslagen in het permanente
geheugen.
Activeert EXT1/EXT2 keuze door veldbus controlwoord bit 11 EXT CTRL
LOC.
Veldbusreferentie REF1 wordt gebruikt wanneer EXT1 is gekozen als
besturingslocatie. Zie onder
over mogelijke instellingen.
op pagina 215.
Referenties
op pagina
216
Besturing via een veldbus
211
voor informatie