Index
Naam/Keuze
60 MASTER/
FOLLOWER
60.01
MASTER LINK MODE Definieert de rol van de omvormer in de Master/Follower-verbinding.
NIET GEBRUIKT
MASTER
FOLLOWER
STANDBY
60.02
KOPPEL SELECTOR Selecteert de referentie voor gebruik in de motorkoppelregeling. Deze waarde
NUL
TOERENTAL
KOPPEL
MINIMUM
MAXIMUM
ADD
Omschrijving
Master/Follower-toepassing. Voor meer informatie, zie de sectie
meerdere omvormers met Master/Follower
handleiding Master/Follower Application Guide [3AFE64590430 (Engels)].
Opmerking: Er zijn geen twee masterstations online toegestaan. Als een
Follower-omvormer gewijzigd wordt in een Master-omvormer (of vice versa)
door deze parameter, moet van de RMIO-kaart opnieuw de spanning
ingeschakeld worden, anders werkt de M/F-verbinding niet goed.
De Master/Follower-verbinding is not actief.
Master-omvormer
Follower-omvormer
De Follower-omvormer leest de stuursignalen uit via de veldbusinterface, niet
zoals gebruikelijk via de Master/Follower-verbinding.
hoeft doorgaans uitsluitend in de Follower-station(s) te worden gewijzigd.
De parameter is alleen zichtbaar als parameter
Externe besturingslocatie 2 (EXT2) moet actief zijn om de koppelselector in te
kunnen schakelen.
Deze selectie dwingt de uitgang van de koppelselector naar nul te gaan.
De uitgangswaarde van de toerenregeling van de Follower wordt als referentie
voor de motorkoppelbesturing gebruikt. De omvormer wordt gestuurd door het
toerental. SPEED kan zowel in de Follower als de Master worden gebruikt als
- de motorassen van de Master en Follower zijn flexibel verbonden. (Een klein
snelheidsverschil tussen Master en Follower is mogelijk en toegestaan.)
- drooping wordt toegepast (zie parameter 60.06).
De omvormer wordt door het koppel gestuurd. Deze optie wordt in de
Follower(s) gebruikt als de motorassen van de Master en Follower een vaste
koppeling hebben via overbrenging, een keten of andere wijze van
mechanische krachtoverbrenging en geen verschil in toerental tussen de
omvormers mogelijk of toegestaan is.
Opmerking: Als TORQUE wordt geselecteerd, zal de omvormer de
toerentalvariatie niet beperken zolang het toerental binnen de limieten ligt die
zijn gedefinieerd door parameter
toerentalbewaking vereist. In dergelijke gevallen wordt de optie ADD in plaats
van TORQUE gebruikt.
De koppelselector vergelijkt de koppelreferentie en de uitgangswaarde van de
toerentalregeleling, waarna de kleinste van de twee als referentie voor de
motorkoppelbesturing wordt gebruikt. MINIMUM wordt uitsluitend in specifieke
gevallen gekozen.
De koppelselector vergelijkt de koppelreferentie en de uitgangswaarde van de
toerenregeling, waarna de grootste van de twee als referentie voor de
motorkoppelbesturing wordt gebruikt. MAXIMUM wordt uitsluitend in specifieke
gevallen gekozen.
De koppelselector sommeert de koppelreferentie en de uitgangswaarde van
de toerenregeling. Binnen het normale werkbereik is de omvormer
koppelgestuurd. De optie ADD, samen met de windowbesturing, vormt een
toerentalbewakingsfunctie voor een koppelgestuurde Follower-omvormer. Zie
parameter 60.03.
op pagina
84
en de afzonderlijke
99.02
= T CTRL.
20.01
en 20.02. Vaak is een nauwkeuriger
Actuele signalen en parameters
175
FbEq
Gebruik van
1
2
3
4
1
2
3
4
5
6