Omvormeropdrachten ondersteund door het Generic Drive communicatieprofiel
Benaming
Omschrijving
STOP
De omvormer decelereert de motor naar nul toeren overeenkomstig de deceleratiehelling die
actief is (parameter 22.03 of 22.05).
START
De omvormer accelereert naar de ingestelde referentiewaarde overeenkomstig de
acceleratiehelling die actief is (par. 22.02 of 22.04). De draairichting wordt bepaald door het teken
van de referentiewaarde en de instelling van par. 10.03.
UITLOOPSTOP
De omvormer stopt met uitloop, d.w.z. de omvormer stopt met moduleren. Deze opdracht kan
echter worden opgeheven door de rembesturingsfunctie, die de motor dwingt te decelereren naar
nul toeren langs de deceleratiehelling die actief is. Wanneer de rembesturingsfunctie actief is,
laten de opdrachten Uitloopstop en Nood-uitloopstop (OFF2), gegeven na de Nood-hellingstop
(OFF3), de omvormer uitlopen tot stilstand.
QUICK STOP
De omvormer decelereert de motor naar nul toeren binnen de deceleratietijd bepaald door par.
22.07 voor een noodstop.
CURRENT LIMIT
De omvormer decelereert de motor naar nul toeren overeenkomstig de ingestelde stroomlimiet
STOP (CLS)
(par. 20.03) of koppellimiet (20.04), afhankelijk van welke het eerst wordt bereikt. Dezelfde
procedure geldt in geval van een spanningslimietstop (VLS).
INCHING1
Als deze opdracht actief is, accelereert de omvormer de motor tot CNST TOEREN 12 (bepaald
door par. 12.13). Na verwijdering van de opdracht decelereert de omvormer de motor naar nul
toeren.
Opmerking: De toerentalreferentiehellingen gelden niet. De wijzigingssnelheid van het toerental
wordt uitsluitend beperkt door de stroom- of koppellimiet van de omvormer.
Opmerking: Inching 1 heeft voorrang op Inching 2.
Opmerking: Werkt niet bij Scalarbesturing.
INCHING2
Als deze opdracht actief is, accelereert de omvormer de motor tot CNST TOEREN 13 (bepaald
door par. 12.14). Na verwijdering van de opdracht decelereert de omvormer de motor naar nul
toeren.
Opmerking: De toerentalreferentiehellingen gelden niet. De wijzigingssnelheid van het toerental
wordt uitsluitend beperkt door de stroom- of koppellimiet van de omvormer.
Opmerking: Inching 1 heeft voorrang op Inching 2.
Opmerking: Werkt niet bij Scalarbesturing.
RAMP OUT ZERO
Indien actief, wordt de uitgang van de referentiefunctiegenerator naar nul gedwongen.
RAMP HOLD
Indien actief, wordt de uitgang van de referentiefunctiegenerator bevroren.
FORCED TRIP
Schakelt de omvormer uit. De omvormer geeft de fout "FORCED TRIP" weer.
RESET
Resetten van een actieve fout.
229
Besturing via een veldbus