212
Parameter
Instelling voor
veldbusbesturing
11.06
COMM.REF2
FAST COMM
COM.REF2+AI1
COM.REF2+AI5
COM.REF2*AI1 of
COM.REF2*AI5
KEUZE BRON UITGANGSSIGNAAL
14.01
COM.REF3
14.02
COM.REF3
14.03
COM.REF3
15.01
COMM.REF4
15.06
COMM.REF5
STUURINGANGEN SYSTEEM
16.01
COMM.CW
16.04
COMM.CW
16.07
GEDAAN; OPSLAAN
FOUTFUNCTIES COMMUNICATIE
30.18
FOUT
NEE CNST TOEREN 1
LAATSTE REF
30.19
0,1 ... 60,0 s
30.20
ZERO
LAST VALUE
30.21
0,0 ... 60,0 s
Besturing via een veldbus
Functie/informatie
Veldbusreferentie REF2 wordt gebruikt wanneer EXT2 is gekozen als
besturingslocatie. Zie onder
over mogelijke instellingen.
Activeert relaisuitgang RO1 besturing door veldbusreferentie REF3 bit 13.
Activeert relaisuitgang RO2 besturing door veldbusreferentie REF3 bit 14.
Activeert relaisuitgang RO3 besturing door veldbusreferentie REF3 bit 15.
Stuurt de inhoud van veldbusreferentie REF4 naar analoge uitgang AO1.
Schaal: 20000 = 20 mA
Stuurt de inhoud van veldbusreferentie REF5 naar analoge uitgang AO2.
Schaal: 20000 = 20 mA.
Activeert besturing van het signaal Startvrijgave via bit 3 van veldbus Main
Control Word 03.01.
Opmerking: Moet ingesteld zijn op JA als het Generic Drive
communicatieprofiel is gekozen (zie par.98.07).
Activeert foutreset via bit 7 van veldbus 03.01 Main Control Word bit 7.
Opmerking: Reset via het veldbus controlwoord (7-bit) wordt automatisch
mogelijk gemaakt en is onafhankelijk van de instelling van parameter
als parameter
10.01
of
10.02
Slaat wijzigingen in parameterwaarden op (inclusief die gemaakt via
veldbusbesturing) in het permanente geheugen.
Bepaalt de werking van de omvormer als de veldbuscommunicatie uitvalt.
Opmerking: Detectie van de communicatie-uitval is gebaseerd op het
controleren van de ontvangen hoofd- en auxdatasets met
referentiegegevens (de bronnen waarvoor wordt gekozen met parameter
90.04 en 90.05).
Bepaalt de tijd tussen verlies van de hoofddataset met referentiegegevens
en de werking gekozen via parameter 30.18.
Bepaalt de status waarin relaisuitgangen RO1 tot RO3 en analoge
uitgangen AO1 en AO2 worden gelaten na verlies van de auxdataset met
referentiegegevens.
Bepaalt de tijd tussen verlies van de auxdataset met referentiegegevens en
de werking gekozen via parameter 30.18.
Opmerking: Deze bewakingsfunctie wordt geïnactiveerd als parameters
90.01, 90.02 en 90.03 op 0 worden gesteld.
Referenties
op pagina
216
ingesteld is op COMM.CW.
voor informatie
16.04