LICHTSTERKTEREGELING
(fig. 79-80)
Met deze functie kan de lichtsterkte van
het instrumentenpaneel, de kilometerteller
(kilometertotaal- en dagtellerstand en weer-
gave koplampverstelling), het display voor
klok/buitentemperatuur en het radiodisplay
worden geregeld.
Om toegang te krijgen tot de lichtsterkte-
regeling moet eerst het menu worden opge-
roepen door het indrukken van de knop MO-
DE; selecteer de instelling "ILLU" (die als eer-
ste wordt getoond) door nogmaals de knop
MODE in te drukken en regel vervolgens de
sterkte met de knoppen ▲/▼.
De instelling "ILLU" is beschikbaar als ten
minste de buitenverlichting is ingeschakeld.
Gedeeltelijke verlichting
Als u knop ▼ (op het paneel naast de
stuurkolom) langer dan 4 seconden inge-
weergave zoemer uitgeschakeld (
60
fig. 78
drukt houdt, dan dooft de verlichting van het
instrumentenpaneel, met uitzondering van
de snelheidsmeterverlichting.
Als u knop ▲ (op het paneel naast de
stuurkolom) langer dan 4 seconden inge-
drukt houdt, dan gaat de complete verlich-
ting van het instrumentenpaneel weer bran-
den.
weergave met minimale lichtsterkte
fig. 79
)
weergave met maximale lichtsterkte
OFF
A0A0014b
fig. 80
WEERGAVE BRANDSTOF-
NOODSCHAKELAAR
INGESCHAKELD (fig. 81)
Het afgebeelde scherm verschijnt auto-
matisch als de brandstofnoodschakelaar
wordt ingeschakeld, als gevolg van een
krachtige botsing.
De schakelaar onderbreekt de brandstof-
toevoer.
A0A0012b
BELANGRIJK Zie verder de beschrijving
in de paragraaf Bedieningsorganen over de
brandstofnoodschakelaar.
weergave brandstofnoodschakelaar
ingeschakeld
A0A0013b
fig. 81
A0A0007b