ALGEMENE AANWIJZINGEN
– Als een lamp niet brandt, controleer
dan eerst of de zekering niet doorgebrand
is, voordat u de lamp vervangt.
– Zie voor de plaats van de zekeringen
de paragraaf "Een doorgebrande zeke-
ring" in dit hoofdstuk.
– Controleer, voordat u een lamp ver-
vangt, of de contacten niet zijn geoxi-
deerd.
– Vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en vermo-
gen.
– Als u een gloeilamp in de koplamp
hebt vervangen, controleer dan om veilig-
heidsredenen altijd of de afstelling nog
goed is.
TYPEN GLOEILAMPEN (fig. 21)
Op de auto zijn verschillende typen gloei-
lampen gemonteerd:
A.
Glasfittinglampen
Deze zijn voorzien van een klemfit-
ting. Verwijder de lamp door de
lamp uit de houder te trekken.
B.
Gloeilampen met bajonetfit-
ting
Voor het verwijderen van de lamp:
druk de lamp iets in, draai de lamp
linksom en verwijder de lamp.
C.
Buislampen
Verwijder de lamp door hem uit de
veercontacten los te maken.
D.-E.Halogeenlampen
Verwijder de lamp door de borgveer
los te haken.
F.
Xenonlampen
Voor het verwijderen van de lamp
moet de bevestigingsring worden
losgedraaid en de bijbehorende
borgveer worden losgehaakt.
fig. 21
A0A0503b
193