PARKEERSENSOREN
(fig. 111)
(optional voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten)
Deze bevinden zich in de achterbumper
van de auto en attenderen de bestuurder
via een repeterend geluidssignaal op de
aanwezigheid van obstakels achter de
auto.
fig. 111
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch geacti-
veerd als de achteruit wordt ingeschakeld.
Als de afstand tot het obstakel achter de
auto kleiner wordt, neemt de frequentie
van het geluidssignaal toe.
AKOESTISCH WAARSCHU-
WINGSSYSTEEM
Als de achteruit wordt ingeschakeld,
klinkt er automatisch een onderbroken
geluidssignaal.
De frequentie van het geluidssignaal:
– neemt toe als de afstand tot het
obstakel kleiner wordt;
– klinkt ononderbroken als de afstand
tot het obstakel minder is dan ongeveer
30 cm en stopt onmiddellijk als de
afstand tot het obstakel groter wordt;
A0A0735b
– blijft constant als de gemeten afstand
onveranderd blijft, terwijl, als deze situatie
zich voordoet bij de sensoren aan de zij-
kant, het signaal na 3 seconden onderbro-
ken wordt, om bijvoorbeeld signalen te
voorkomen als u langs een muur rijdt.
TREKKEN VAN AANHANGERS
De werking van de sen-
soren
achter
automatisch
uitgescha-
keld als de stekker van de elektri-
sche kabel van de aanhanger
wordt aangesloten op de stekker-
doos van de trekhaak.
De sensoren worden automatisch weer
ingeschakeld als u de aanhangerstekker
loskoppelt.
wordt
105