(
Regensensor
fig. 64
De regensensor (A) (indien aanwezig)
is een elektronische voorziening voor de
ruitenwissers en zorgt ervoor dat de fre-
quentie van de slagen van de ruitenwis-
sers, tijdens het wissen met interval, auto-
matisch wordt aangepast aan de hoeveel-
heid regen op de ruit.
Alle andere door de rechter hendel gere-
gelde functies worden hier niet door beïn-
vloed.
De regensensor wordt automatisch inge-
schakeld als u de rechter hendel in stand
(B-fig. 62) zet en heeft een regelbereik
dat geleidelijk varieert van stilstaande rui-
tenwissers bij een droge ruit, tot de eerste
snelheid (langzaam continu wissen) bij
veel regenval.
48
fig. 64
)
Als u de draaiknop (F-fig. 62) verdraait,
dan wordt de gevoeligheid van de regensen-
sor verhoogd, waardoor de overgang van stil-
staande ruitenwissers bij een droge ruit, naar
de eerste snelheid (langzaam continu wis-
sen) sneller plaatsvindt.
Als de ruitensproeiers worden bediend bij
ingeschakelde regensensor (hendel in stand
B), werkt het normale reinigingsprogramma.
Daarna hervat de regensensor zijn normale
automatische werking.
Draai de contactsleutel in stand STOP om
de regensensor uit te schakelen. Als de motor
daarna wordt gestart (sleutel in stand
MAR), schakelt de regensensor niet
opnieuw in als de hendel in stand (B) is blij-
ven staan. Om de regensensor opnieuw in te
schakelen, moet u de hendel in stand (A) of
(C) zetten en vervolgens opnieuw in stand
(B).
Als de regensensor op deze wijze opnieuw
wordt ingeschakeld, wordt ten minste een
A0A0331b
wisslag uitgevoerd, ook bij een droge ruit.
Hiermee wordt aangegeven dat het systeem
weer is ingeschakeld.
De regensensor bevindt zich achter de bin-
nenspiegel in het gebied dat bestreken wordt
door de ruitenwissers en staat in contact met
de voorruit. De sensor levert een signaal aan
een elektronische regeleenheid, die vervol-
gens de ruitenwissermotor bedient.
Telkens als de motor wordt gestart, wordt
de regensensor automatisch verwarmd tot
ongeveer 40°C, zodat eventueel condens
van het meetoppervlak wordt verwijderd en
ijsvorming wordt voorkomen.
De regensensor is in staat om de volgende
omstandigheden te herkennen en zijn gevoe-
ligheid hieraan aan te passen:
– vuil op het controle-oppervlak (zoutaan-
slag, vuil enz.);
– waterstrepen veroorzaakt door versleten
wisserrubbers;
– verschil tussen dag en nacht (het zicht
wordt 's nachts sterker gehinderd door vocht
op de ruit).