STORING
W
BUITENVERLICHTING
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Op het display verschijnen een bericht en
een symbool als er een storing is in een van
de volgende systemen:
❒ buitenverlichting
❒ remlichten en bijbehorende zekering
❒ mistachterlicht
❒ kentekenplaatverlichting.
De storing kan betreffen: doorbranden van
een of meer lampen, doorbranden van de
bijbehorende zekering of een onderbreking
in de elektrische verbinding.
RESERVEBRANDSTOF
K
(geel)
Het lampje gaat branden (op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht op het
display) als nog ongeveer 7 liter brandstof
in de tank aanwezig is en bij enkele uit-
voeringen als de actieradius kleiner is dan
50 km.
RICHTING-
R
AANWIJZER
LINKS (groen)
Het lampje gaat branden als de richting-
aanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, te-
gelijkertijd met het lampje van de rechter rich-
tingaanwijzer, als de drukknop voor de waar-
schuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJ-
E
ZER RECHTS (groen)
Het lampje gaat branden als
de richtingaanwijzerhendel
omhoog wordt gezet of,
tegelijkertijd met het lampje
van de linker richtingaan-
wijzer, als de drukknop voor
de waarschuwingsknipper-
lichten wordt ingedrukt.
BUITENVERLICHTING
3
(groen)
Het lampje gaat branden als de buitenver-
lichting of het dimlicht wordt ingeschakeld.
CRUISE-CONTROL
Ü
(indien aanwezig)
(groen)
Het lampje gaat branden (op enkele uit-
voeringen verschijnen een bericht en een
symbool op het display) als u de draaiknop
van de cruise-control in stand ON zet.
GROOTLICHT
1
(blauw)
Het lampje gaat branden als het grootlicht
of als de functie "Follow me home" wordt
ingeschakeld (zie de betreffende paragraaf).
79