STUURSLOT
Inschakelen:
– zet de sleutel in stand STOP of
PARK, trek de sleutel uit het start-/con-
tactslot en draai het stuur totdat het ver-
grendelt.
Uitschakelen:
– draai het stuur iets heen en weer, ter-
wijl u de sleutel in stand MAR draait.
Verwijder
de
nooit uit het contactslot
als de auto nog in bewe-
ging is. Bij de eerste stuuruitslag
blokkeert het stuur automatisch.
Dit geldt in alle gevallen, ook als
de auto gesleept wordt.
Het is streng verboden
om
de-/montagewerk-
zaamheden uit te voeren,
waarvoor
wijzigingen
stuurinrichting of de stuurkolom
vereist zijn (bijv. bij montage van
een diefstalbeveiliging). Hierdoor
kunnen de prestaties van het
systeem, de garantie en de vei-
ligheid
in
gevaar
gebracht en voldoet de auto niet
meer aan de typegoedkeuring.
PORTIEREN
Controleer voordat u een
portier opent of u dit op
een veilige manier kunt
doen.
VAN BUITENAF ONT-/VER-
GRENDELEN
Voorportieren
sleutel
– Draai, om het portier te ontgrendelen,
de sleutel rechtsom bij het bestuurderspor-
tier en (indien van toepassing op bepaal-
de uitvoeringen/markten) linksom bij het
passagiersportier, verwijder de sleutel en
trek aan de hendel (A-fig. 9).
– Draai, om het portier te vergrendelen,
de sleutel in de andere richting.
in
de
worden
fig. 9
VAN BINNENUIT
OPENEN/SLUITEN
Voorportieren
– Trek, voor het openen van het portier,
aan de handgreep (A-fig. 10).
– Trek, voor het sluiten van het portier,
het portier dicht; druk vervolgens, om te
voorkomen dat het portier van buitenaf
wordt geopend, de knop (A-fig. 11) op
het dashboard in; het bewakingslampje
(B) op de knop gaat geel branden om
aan te geven dat het vergrendelen is uit-
gevoerd.
A0A0017b
fig. 10
A0A0018b
15