(
Buitenverlichting
fig. 56
De buitenverlichting wordt ingeschakeld als
u de draaiknop van stand O in stand 6 zet.
Tegelijkertijd gaat op het instrumenten-
paneel lampje 3 branden.
(
)
Dimlichten
fig. 57
De dimlichten worden ingeschakeld als u
de draaiknop van stand 6 in stand 2 zet.
fig. 55
fig. 56
)
Grootlicht
Als de draaiknop in stand 2 staat, dan
kan worden overgeschakeld tussen dim-
en grootlicht door de hendel naar het
dashboard te drukken (vergrendelde
stand). Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje 1 branden.
Trek de hendel naar het stuurwiel om het
dimlicht weer in te schakelen.
A0A0063b
fig. 57
A0A0064b
fig. 58
(
)
fig. 58
A0A0065b
A0A0066b
Als het dimlicht en de mistlampen zijn
ingeschakeld, dan volgt de regeleenheid
voor de buitenverlichting (geïntegreerd in
de Body Computer) één van de volgende
strategieën:
– bij inschakeling van het grootlicht,
schakelt het dimlicht uit, waarbij de mist-
lampen blijven branden, en wordt terug-
gekeerd naar de oorspronkelijke stand als
het dimlicht opnieuw wordt ingeschakeld;
of
– bij inschakeling van het grootlicht
doven de mistlampen, die automatisch
weer worden ingeschakeld zodra het
grootlicht wordt uitgeschakeld.
Daarom kan na vervanging van de Body
Computer de regelstrategie van de verlich-
ting afwijken van de eerdere regeling.
fig. 59
A0A0067b
45