Displaymeldingen
Waarschuwings- en controlelampjes
Overzicht waarschuwings- en controlelamp‐
jes
Als het contact wordt ingeschakeld, voeren ver‐
schillende systemen een zelfdiagnose uit. Enkele
waarschuwings- en controlelampjes kunnen
daarbij tijdelijk branden of knipperen. Dit gedrag
is niet kritisch. Pas als deze waarschuwings- en
controlelampjes na het starten van de motor of
tijdens het rijden gaan branden of knipperen,
geven ze een storing aan.
Mogelijke oorzaak en/of gevolg en
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn.
De rijsystemen en rijveiligheidssystemen zijn weer beschikbaar als de oorzaken niet meer van toepassing zijn.
Indien de displaymelding niet verdwijnt:
Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#
De voorruit reinigen.
#
Instrumentendisplay
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 369
M M
oplossingen
Supersport-instelling
Wanneer u de display-instelling Supersport
selecteert, veranderen de posities van de con‐
trolelampjes in het instrumentendisplay.