Download Print deze pagina

Mercedes-Benz R190 AMG GT 2018 Handleiding pagina 166

Roadster

Advertenties

De waarschuwingsmeldingen van de PARKTRO‐
NIC parkeerassistent tonen de afstand tussen
sensor en obstakel.
Weergave van de PARKTRONIC parkeerassistent
(auto's met frontcamera en achteruitrijcamera)
De waarschuwingsmelding van de PARKTRONIC
parkeerassistent verschijnt samen met het
betreffende camerabeeld op het display van het
multimediasysteem. De afstand tussen sensor
en obstakel wordt door de gekleurde segmenten
aangegeven.
1
Gele waarschuwingsmelding: obstakels
op een afstand tussen circa 0,6 m en 1,0 m
2
Oranje waarschuwingsmelding: obstakels
op een gemiddelde afstand tussen circa
0,3 m en 0,6 m
3
Rode waarschuwingsmelding: obstakels
op een zeer geringe afstand van circa 0,3 m
of minder
In de standaardinstelling klinkt voor vanaf een
afstand van circa 0,3 m en achter circa 1,0 m tot
het obstakel een onderbroken signaal. Vanaf een
afstand van circa 0,2 m klinkt een ononderbro‐
ken signaal. In het multimediasysteem kunt u via
de instelling vroeg waarschuwen instellen dat
de waarschuwingssignalen al bij grotere afstan‐
den van circa 1,0 m hoorbaar zijn.
%
De instelling "vroeg waarschuwen" is voor
de achterzijde altijd actief.
Als de actieve parkeerassistent niet ingescha‐
keld is en een obstakel in de baan van de auto
wordt herkend, wordt bij snelheden lager dan
10 km/h een popup-venster van de PARKTRO‐
NIC-parkeerassistent op het multimediasysteem
weergegeven.
Rijden en parkeren 163
Systeemgrenzen
De PARKTRONIC-parkeerassistent houdt eventu‐
eel geen rekening met de volgende obstakels:
Obstakels onder het registratiegebied, bij‐
R
voorbeeld personen, dieren of voorwerpen
Obstakels boven het registratiegebied, bij‐
R
voorbeeld uitstekende lading, overhangen of
laadplatforms van vrachtwagens
Door extra voertuigaanbouwen (bijvoorbeeld een
kentekenplaathouder of fietsdrager) komt de
daadwerkelijke afstand tot een obstakel eventu‐
eel niet met de door de PARKTRONIC parkeeras‐
sistent gemeten afstand overeen.
De sensoren moeten vrij zijn van vuil, ijs of natte
sneeuw. Anders kunnen ze niet correct functio‐
neren. Daarom moeten de sensoren regelmatig
worden gereinigd; hierbij ervoor zorgen dat er
geen krassen of beschadigingen op de sensoren
ontstaan.

Advertenties

loading