112 Klimaatregeling
Overzicht temperatuurregelsystemen
Aanwijzingen met betrekking tot de klimaat‐
regeling
Opdat de airconditioning, de controle op schade‐
lijke stoffen en de filtering van de lucht correct
werken, moet altijd een interieurfilter worden
gebruikt. Erop letten dat het filter volgens de
voorschriften aangebracht is en dat het filterhuis
in de motorruimte correct en tijdens de werking
te allen tijde goed afgesloten wordt door het
deksel. Door Mercedes-Benz geadviseerde en
vrijgegeven filters gebruiken. Onderhoudswerk‐
zaamheden altijd laten uitvoeren bij een gekwali‐
ficeerde werkplaats.
Overzicht bedieningseenheid THERMOTRO‐
NIC
De controlelampjes in de toetsen Ã, ¬,
¤, g, ¿ en 0 geven aan dat de
betreffende functie geactiveerd is.
1
w Temperatuur bestuurderszijde instellen
2
_ Luchtverdeling instellen
3
H Luchthoeveelheid instellen
Klimaatregeling in- of uitschakelen
4
à Klimaatregeling automatisch regelen
(
pagina 113)
/
5
¬ Voorruit ontwasemen
6
t Klimaatmenu oproepen
7
¤ Achterruitverwarming in- of uitschake‐
len
8
0 Synchronisatie in- of uitschakelen
(
pagina 113)
/
9
g Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
(
pagina 114)
/
A
¿ A/C-functie in- of uitschakelen
(
pagina 112)
/
B
w Temperatuur passagierszijde instellen
Temperatuurregelsysteem bedienen
Klimaatregeling in- en uitschakelen
Inschakelen: De luchthoeveelheid met de
#
toets H in de stand 1 of hoger instellen.
Uitschakelen: De luchthoeveelheid met de
#
toets H in de stand 0 instellen.
%
Als de klimaatregeling is uitgeschakeld, kun‐
nen de ruiten sneller beslaan. De klimaatre‐
geling slechts kortstondig uitschakelen.
A/C-functie via bedieningseenheid in- of uit‐
schakelen
De A/C-functie verwarmt, koelt en droogt de
interieurlucht van de auto.
De toets ¿ indrukken.
#