Exterieurverlichting
Aanwijzingen voor het aanpassen van de ver‐
lichting bij buitenlandse reizen
Een aanpassing van de koplampen is niet vereist.
Er wordt eveneens aan de wettelijke eisen vol‐
daan in landen waarin aan de andere kant van de
weg wordt gereden.
Aanwijzingen over verlichtingssystemen en
uw verantwoordelijkheid
De verschillende verlichtingssystemen van de
auto zijn slechts hulpmiddelen. De verantwoor‐
delijkheid voor de correcte voertuigverlichting
overeenkomstig de heersende licht- en zichtom‐
standigheden, de wettelijke bepalingen en de
verkeerssituatie ligt bij de bestuurder van de
auto.
Verlichtingsschakelaar
Verlichtingsschakelaar bedienen
1
W Linker parkeerlicht
2
X Rechter parkeerlicht
3
T Standlicht en kentekenplaatverlichting
4
à Automatisch rijlicht (aanbevolen stand
van de verlichtingsschakelaar)
Licht en zicht 101
5
L Dimlicht of grootlicht
6
R Mistachterlicht in- of uitschakelen
Bij activering van het dimlicht wordt het contro‐
lelampje voor het standlicht T gedeactiveerd
en door het controlelampje dimlicht L ver‐
vangen.
De auto altijd overeenkomstig wettelijke
#
regelingen veilig en voldoende verlicht parke‐
ren.
* AANWIJZING Accu-ontlading door stand‐
licht
Als het standlicht gedurende meerdere uren
ingeschakeld blijft, wordt de accu belast.
Indien mogelijk het rechter X of het
#
linker W parkeerlicht inschakelen.
Bij een sterke accu-ontlading wordt het stand- of
parkeerlicht ten gunste van de volgende motor‐
start automatisch uitgeschakeld.
De exterieurverlichting (behalve stads- en par‐
keerlicht) wordt automatisch uitgeschakeld als
het bestuurdersportier wordt geopend.