80
Openen en sluiten
Als de auto niet binnen circa 40 seconden na het
ontgrendelen wordt geopend, wordt deze weer
vergrendeld. De diefstalbeveiliging wordt
opnieuw geactiveerd.
De sleutel niet bewaren bij elektronische appara‐
ten of metalen voorwerpen. Dit kan de werking
van de sleutel nadelig beïnvloeden.
%
Als het batterijcontrolelampje
indrukken van de toets % of & niet
gaat branden, is de batterij ontladen.
De batterij van de sleutel vervangen
(
pagina 81).
→
Akoestisch sluitsignaal in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
Voertuig
î Voertuiginstellin-
,
.
gen
Akoes. sluitmelding
.
De functie in- O of uitschakelen ª.
#
Paniekalarm deactiveren en activeren
Voorwaarden
%
De functie paniekalarm is alleen in bepaalde
landen beschikbaar.
Het contact is uitgeschakeld.
R
2
bij het
Activeren: De toets
#
indrukken.
Er wordt een optisch en akoestisch alarm
geactiveerd.
Deactiveren: Opnieuw de toets
#
ken.
of
#
Ontgrendelingsinstellingen wijzigen
Mogelijke ontgrendelingsfuncties van de sleutel:
R
R
#
Als de ontgrendelingsfunctie bestuurdersportier
en tankdopklep is gekozen:
R
1
circa één seconde
R
1
indruk‐
De start-stoptoets op de cockpit indrukken
(met de sleutel in de auto).
Centraal ontgrendelen.
Bestuurdersportier en tankdopklep ontgren‐
delen.
Tussen de instellingen omschakelen: De
toetsen % en & tegelijkertijd circa zes
seconden indrukken, tot het batterijcontrole‐
lampje tweemaal knippert.
Als de toets % de tweede keer wordt inge‐
drukt, wordt de auto centraal ontgrendeld.
Auto's met KEYLESS-GO: Als de binnenzijde
van de portiergreep van het bestuurderspor‐
tier wordt aangeraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de tankdopklep ont‐
grendeld.