250 Rijden en parkeren
%
U kunt de auto tijdens het inparkeren tot stil‐
stand brengen en een andere transmissie‐
stand kiezen. Daarop berekent het systeem
een nieuwe baan van de auto. Vervolgens
kan het inparkeren worden voortgezet. Als
geen nieuwe baan voor de auto beschikbaar
is, wordt opnieuw van transmissiestand
gewisseld. Wanneer de auto de parkeerplek
nog niet heeft bereikt, wordt het inparkeren
door schakelen afgebroken.
Met de actieve parkeerassistent uitparkeren
Voorwaarden
De auto werd met de actieve parkeerassis‐
R
tent ingeparkeerd.
In acht nemen dat u tijdens de gehele parkeer‐
procedure verantwoordelijk bent voor de auto en
de omgeving.
De auto starten.
#
De toets
1
indrukken.
#
Op het display van het multimediasysteem
verschijnt de weergave van de actieve par‐
keerassistent.
Als de auto dwars op de rijrichting is ingepar‐
#
keerd: In het gebied
2
de uitparkeerrichting
3
selecteren.
%
De weergegeven baan van de auto op het
display van het multimediasysteem kan van
de werkelijke baan afwijken.
Om het uitparkeren te starten, de uitparkeer‐
#
richting
3
bevestigen.
%
De richtingaanwijzer wordt automatisch
ingeschakeld als het uitparkeren wordt
gestart.
De verantwoordelijkheid voor het correct inscha‐
kelen van de richtingaanwijzers ligt te allen tijde