206 Rijden en parkeren
%
Uw selectie blijft behouden als de auto weer
wordt gestart.
Active Brake Assist System uitschakelen
%
Geadviseerd wordt om het Active Brake
Assist System altijd ingeschakeld te laten.
Uit
selecteren.
#
De afstandswaarschuwingsfunctie en auto‐
nome remfunctie worden uitgeschakeld.
Auto's zonder rijassistentiepakket: Als de
auto weer wordt gestart, wordt automatisch
de middelste instelling gekozen.
Auto's met rijassistentiepakket: De uit‐
wijkstuurassistent is niet beschikbaar. Als het
contact de volgende keer wordt ingescha‐
keld, wordt automatisch de middelste instel‐
ling gekozen en is de uitwijkstuurassistent
beschikbaar.
%
Als het Active Brake Assist System uitge‐
schakeld is, verschijnt op het multifunctio‐
neel display in het statusgedeelte het sym‐
bool æ.
Functie van het adaptieve remlicht
Het adaptieve remlicht waarschuwt het achter‐
opkomend verkeer bij een noodstopsituatie door
de volgende acties:
knipperende remlichten
R
inschakelen van de alarmknipperlichtinstalla‐
R
tie
Wanneer de auto vanaf een snelheid hoger dan
50 km/h krachtig wordt afgeremd, knipperen de
remlichten snel. Daardoor wordt het achteropko‐
mende verkeer op zeer opvallende wijze gewaar‐
schuwd.
Als de snelheid bij het begin van het afremmen
hoger dan 70 km/h is, wordt de alarmknipper‐
lichtinstallatie ingeschakeld zodra de auto tot
stilstand is gekomen. Als vervolgens wordt ver‐
der gereden, wordt de alarmknipperlichtinstalla‐
tie bij circa 10 km/h automatisch uitgeschakeld.
De alarmknipperlichtinstallatie kan ook met de
alarmknipperlichtentoets worden uitgeschakeld.
TEMPOMAT en limiter
Functie van de TEMPOMAT
De tempomat regelt de snelheid op de door de
bestuurder ingevoerde waarde af.
Als u bijvoorbeeld accelereert om in te halen,
wordt de opgeslagen snelheid niet gewist. Wan‐
neer u na de inhaalmanoeuvre de voet van het
gaspedaal neemt, regelt de TEMPOMAT de snel‐
heid weer terug naar de opgeslagen snelheid.
De TEMPOMAT wordt bediend met de overeen‐
komstige stuurwieltoetsen. Elke snelheid vanaf
20 km/h tot de maximumsnelheid, of de opge‐
slagen winterbandenlimiet, kan worden inge‐
steld.
De TEMPOMAT kan het gevaar voor ongevallen
door een niet aangepaste rijstijl niet verminde‐
ren en de natuurkundige grenzen niet verleggen.
Hij kan geen rekening houden met de weg- en
weersomstandigheden en de verkeerssituatie.
De TEMPOMAT is slechts een hulpmiddel. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de vei‐
lige afstand, de gereden snelheid, het tijdig rem‐
men en het aanhouden van de rijstrook.