O Het kinderzitjesbevestigingssysteem mag
niet door de hoofdsteun worden belast. De
hoofdsteunen overeenkomstig instellen.
O Ervoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem aan‐
#
brengen.
Het draagvlak van het kinderzitjesbevesti‐
gingssysteem moet volledig op het zitvlak
van de zitplaats achterin rusten.
Altijd de correcte ligging van de schoudergor‐
#
del vanaf de gordeldoorvoeropening van de
auto naar de schoudergordelgeleiding van
het kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
De schoudergordelband moet vanaf de gor‐
deldoorvoeropening naar voren en omlaag
verlopen.
Aanwijzingen voor auto's zonder automati‐
sche uitschakeling passagiersairbag
Sticker zichtbaar bij geopend passagierspor‐
tier
Auto's zonder automatische uitschakeling passa‐
giersairbag hebben aan passagierszijde een spe‐
ciale sticker op de cockpit.
Veiligheid voor inzittenden
Beslist de volgende aanwijzingen in acht nemen:
Een naar achteren gericht kinderzitjesbeves‐
R
tigingssysteem nooit op de passagiersstoel
monteren.
Een naar achteren gericht kinderzitjesbeves‐
R
tigingssysteem altijd op een geschikte zit‐
plaats achterin monteren.
Geschiktheid van zitplaatsen voor de
-
bevestiging van kinderzitjesbevestigings‐
systemen die met veiligheidsgordels wor‐
den vastgezet (
pagina 69).
→
Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
-
veiligheidsgordel op de zitplaats achterin
bevestigen (
pagina 72).
→
Aanwijzingen met betrekking tot naar achte‐
R
ren en naar voren gerichte kinderzitjesbeves‐
tigingssystemen op de passagiersstoel
(
pagina 74).
→
73