De leuning van een naar voren gericht
#
kinderzitjesbevestigingssysteem moet
zo volledig mogelijk tegen de rugleuning
van de passagiersstoel aan liggen.
Beslist de montagehandleiding van de
#
fabrikant van het kinderzitjesbevesti‐
gingssysteem in acht nemen.
Een persoon op de passagiersstoel moet de vol‐
gende aanwijzingen in acht nemen:
De veiligheidsgordel correct omgespen
R
(
pagina 38).
/
Zo rechtop mogelijk zitten, met de rug tegen
R
de rugleuning.
Indien mogelijk zo zitten dat de voeten op de
R
vloer staan.
Anders kan de passagiersairbag abusievelijk
worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld in de vol‐
gende gevallen:
De passagier verplaatst zijn gewicht door op
R
de armsteun in de auto te steunen.
De passagier zit zodanig dat hij het zitvlak
R
ontlast.
& WAARSCHUWING Letsel‑ of levensge‐
vaar bij uitgeschakelde passagiersairbag
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, is de passagiersairbag uitge‐
schakeld. Deze wordt bij een ongeval niet
geactiveerd en kan dan niet meer zoals
bedoeld beschermen.
Een persoon op de passagiersstoel kan dan
bijvoorbeeld met delen van het interieur in
aanraking komen, in het bijzonder als hij
dicht op het dashboard zit.
Bij bezette passagiersstoel altijd ervoor zor‐
gen dat:
De classificatie van de persoon op de
R
passagiersstoel correct is en dat de pas‐
sagiersairbag overeenkomstig de persoon
op de passagiersstoel in- of uitgeschakeld
is.
De passagiersstoel zo ver mogelijk naar
R
achteren gezet is.
De persoon correct zit.
R
Veiligheid voor inzittenden
Voor en ook tijdens het rijden de cor‐
#
recte status van de passagiersairbag
controleren.
Wanneer de passagiersstoel bezet is, vindt na de
zelfdiagnose van de automatische uitschakeling
passagiersairbag de classificatie van de persoon
of het kinderzitjesbevestigingssysteem op de
passagiersstoel plaats. De PASSENGER AIR BAG
controlelampjes geven de status van de passa‐
giersairbag weer.
Altijd de aanwijzingen met betrekking tot de wer‐
king van de PASSENGER AIR BAG controlelamp‐
jes in acht nemen (
pagina 48).
/
47