236 Rijden en parkeren
Wanneer de actieve afstandsassistent
R
DISTRONIC een voorligger niet meer her‐
kent of reageert op niet relevante objec‐
ten.
De verkeerssituatie altijd goed in de
#
gaten houden en klaar zijn om te rem‐
men.
Rekening houden met de verkeerssitua‐
#
tie voordat de opgeslagen snelheid
wordt opgeroepen.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len bij onvoldoende vertraging van de
actieve afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC
remt de auto met maximaal 50% van de
maximaal mogelijke vertraging af. Wanneer
deze vertraging niet voldoende is, waar‐
schuwt de actieve afstandsassistent
DISTRONIC u optisch en akoestisch.
In deze gevallen de snelheid aanpassen
#
en voldoende afstand houden.
Zelf remmen en/of uitwijken.
#
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door beperkte herkenning van de
actieve afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC rea‐
geert niet of beperkt:
bij het schuin achter elkaar rijden of wis‐
R
selen van rijstrook
op voetgangers, dieren, tweewielers of
R
stilstaande voertuigen of onverwachte
obstakels
op complexe verkeerssituaties
R
op tegenliggers en kruisend verkeer
R
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in deze situaties niet waarschuwen of onder‐
steunend ingrijpen.
De verkeerssituatie altijd goed in de
#
gaten houden en overeenkomstig reage‐
ren.
Actieve afstandsassistent DISTRONIC bedie‐
nen
Voorwaarden
De auto is gestart.
R
De elektrische parkeerrem is vrijgezet.
R
®
Het ESP
is ingeschakeld en regelt niet.
R
De transmissie staat in de stand h.
R
Alle portieren en de motorkap zijn gesloten.
R
De controle van het radarsensorsysteem suc‐
R
cesvol afgesloten.
Er wordt niet in- of uitgeparkeerd met de
R
PARKTRONIC-parkeerassistent.
De auto slipt niet.
R