270 Rijden en parkeren
Als de auto dwars op de rijrichting is ingepar‐
#
keerd: In het gebied
2
de uitparkeerrichting
3
selecteren.
%
De op het mediadisplay weergegeven baan
van de auto kan van de werkelijke baan
afwijken.
Om het uitparkeren te starten, de uitparkeer‐
#
richting
3
bevestigen.
%
De richtingaanwijzer wordt automatisch
ingeschakeld als het uitparkeren wordt
gestart.
De verantwoordelijkheid voor het correct inscha‐
kelen van de richtingaanwijzers ligt altijd bij u.
Indien noodzakelijk de richtingaanwijzers over‐
eenkomstig gebruiken.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door opzij bewegen van de auto bij
het in- en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rij‐
strook komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met
andere weggebruikers of objecten.
Op andere verkeersdeelnemers en
#
objecten letten.
Eventueel stoppen of de parkeerproce‐
#
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
Als op het mediadisplay bijvoorbeeld de mel‐
#
ding
Vooruitversnelling inschakelen a.u.b.
verschijnt: De betreffende transmissiestand
inschakelen.
De auto rijdt uit de parkeerplek. De richting‐
aanwijzer wordt automatisch uitgeschakeld.
De afbeelding toont als voorbeeld een auto met
360°-camera.
Na beëindiging van het uitparkeren verschijnt op
het display van het multimediasysteem de mel‐
ding
Parkeerassistent beëindigd, auto overne-
men. Een waarschuwingssignaal en de melding
4
op het mediadisplay verzoeken u om de
besturing over te nemen. U dient weer zelf gas
te geven, te remmen, te sturen en te schakelen.
Functie van de Drive Away Assist
%
De Drive Away Assist is alleen bij auto's met
automatische transmissie aanwezig.
De Drive Away Assist kan de ernst van een aan‐
rijding bij het wegrijden verminderen. Als een