Omschakelen tussen limiter en actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De toets
1
indrukken.
#
Actieve afstandsassistent DISTRONIC of vari‐
abele limiter activeren
Activeren zonder opgeslagen snelheid: De
#
tuimelschakelaar
3
omhoog (SET+) of
omlaag (SET-) drukken of de tuimelschake‐
laar
4
omhoog (RES) drukken. De voet van
het gaspedaal nemen (actieve afstandsassis‐
tent DISTRONIC).
De actueel gereden snelheid wordt opgesla‐
gen en door de auto aangehouden (actieve
afstandsassistent DISTRONIC) of begrensd
(variabele limiter).
of
Activeren met opgeslagen snelheid: De
#
tuimelschakelaar
4
omhoog (RES) drukken.
De voet van het gaspedaal nemen (actieve
afstandsassistent DISTRONIC).
%
Door het opnieuw omhoog (RES) drukken
van de tuimelschakelaar
4
van de opgeslagen snelheid wordt de actieve
afstandsassistent DISTRONIC of de variabele
limiter met de in het combi-instrument weer‐
gegeven snelheidslimiet geactiveerd.
Weergegeven snelheidslimiet bij actieve
afstandsassistent DISTRONIC of limiter over‐
nemen
De tuimelschakelaar
#
(RES).
De in het combi-instrument weergegeven
snelheidsbegrenzing wordt als opgeslagen
snelheid overgenomen. De auto past de snel‐
heid aan die van de voorligger aan, tot maxi‐
maal de opgeslagen snelheid.
Wegrijden met actieve afstandsassistent
DISTRONIC
De voet van het rempedaal nemen en de
#
na het activeren
actieve afstandsassistent DISTRONIC active‐
ren.
De tuimelschakelaar
#
(RES).
of
Het gaspedaal kort en duidelijk indrukken.
#
De functies van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC worden verder uitgevoerd.
Rijden en parkeren 237
4
omhoogdrukken
4
omhoogdrukken