240 Rijden en parkeren
Functie van de routegebaseerde snelheids‐
aanpassing
%
De volgende functie is landsafhankelijk en
alleen in combinatie met het rijassistentie‐
pakket beschikbaar.
Bij actieve afstandsassistent DISTRONIC past de
functie de rijsnelheid aan een naderende route‐
gebeurtenis aan. De naderende routegebeurte‐
nis wordt, afhankelijk van het gekozen rijpro‐
gramma, brandstofbesparend, comfortabel of
dynamisch gereden. Is de routegebeurtenis
gepasseerd, dan accelereert de auto weer naar
de opgeslagen snelheid. Daarbij worden de inge‐
stelde afstand, herkende voorligger en nade‐
rende snelheidslimieten in acht genomen.
De routegebaseerde snelheidsaanpassing kan in
het multimediasysteem worden geconfigureerd
(
pagina 241).
/
Naderende routesituaties zijn:
Bochten
R
T-kruisingen, rotondes en tolstations
R
Splitsingen en afritten
R
Files die worden genaderd (alleen met Live
R
Traffic Information (
pagina 340))
/
%
Bij het bereiken van het tolstation neemt de
actieve afstandsassistent DISTRONIC de
snelheid over als opgeslagen snelheid.
Daarnaast wordt de snelheid verlaagd, als bij
ingeschakelde richtingaanwijzer een van de vol‐
gende situaties wordt herkend:
Afslaan op kruisingen
R
Rijden op uitvoegstroken
R
Rijden op rijstroken aangrenzend op uitvoeg‐
R
stroken
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor de
keuze van een passende snelheid en voor het in
acht nemen van andere verkeersdeelnemers. Dit
geldt in het bijzonder op kruisingen, rotondes en
verkeerspleinen en bij verkeerslichtsystemen,
omdat de routegebaseerde snelheidsaanpassing
de auto niet tot stilstand afremt.
Bij actieve routebegeleiding wordt automatisch
een eerste aanpassing van de snelheid uitge‐
voerd. Met het inschakelen van de richtingaan‐
wijzer wordt de gekozen routebegeleiding beves‐
tigd en de verdere aanpassing van de snelheid
geactiveerd.
De aanpassing van de snelheid wordt in de vol‐
gende gevallen beëindigd:
wanneer de richtingaanwijzer voor de route‐
R
gebeurtenis wordt uitgeschakeld.
wanneer de bestuurder tijdens de procedure
R
het gas- of rempedaal bedient.
Systeemgrenzen
De routegebaseerde snelheidsaanpassing houdt
geen rekening met eventuele voorrangsregels.
De bestuurder is verantwoordelijk voor het aan‐
houden van het wegenverkeersreglement en een
aangepaste snelheid.
Bij moeilijke omgevingsomstandigheden (bijvoor‐
beeld onoverzichtelijk verloop van de rijstrook,
rijstrookversmallingen, natheid, sneeuw of ijs), of
als met een aanhangwagen wordt gereden, kan
de keuze van de snelheid door het systeem niet
geschikt voor de situatie zijn. In deze situaties
moet de bestuurder zelf overeenkomstig ingrij‐
pen.