280 Rijden en parkeren
De toets
2
indrukken.
#
Als het controlelampje
1
brandt, is de
actieve spoorassistent ingeschakeld en zijn
de rijstrookmarkeringen in de assistentie‐
weergave helder. Als de actieve spoorassis‐
tent actief is, worden de rijstrookmarkerin‐
gen in de assistentieweergave groen weerge‐
geven.
Gevoeligheid van de actieve spoorassistent
instellen
Multimediasysteem:
Voertuig
k Assistentie
4
5
Actieve spoorassistent
5
Een instelling selecteren.
#
Waarschuwing in- en uitschakelen
Spoorwaarschuwing
in- O of uitschakelen
#
ª.
Bij gedeactiveerde spoorhoudwaarschuwing
krijgt u geen waarschuwing bij het verlaten
van een rijstrook.
Aanhangwagenvoorziening
Aanwijzingen voor rijden met een aanhang‐
wagen
Mercedes‑AMG auto's: Beslist de aanwijzingen
in de aanvullende handleiding lezen. Anders kunt
u gevaren niet herkennen.
Plug-in-hybride: De aanwijzingen in de aanvul‐
lende handleiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
kogeldruk in acht nemen:
De toegestane kogeldruk niet over- of onder‐
R
schrijden.
De maximumkogeldruk zoveel mogelijk
R
benutten.
De volgende waarden mogen niet worden over‐
schreden:
Toegestaan aanhangwagengewicht
R
Toegestane achterasbelasting van de trek‐
R
kende auto
Toegestaan totaalgewicht van de trekkende
R
auto
Toegestaan totaalgewicht van de aanhangwa‐
R
gen
Toegestane maximumsnelheid van de aan‐
R
hangwagen
Voor het wegrijden het volgende controleren:
Op de achteras van de trekkende auto is de
R
bandenspanning voor maximale belading
ingesteld.