Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Boston Scientific PUNCTUA ICD Referentie Gids pagina 80

Inhoudsopgave

Advertenties

4-10
STIMULATIE THERAPIEËN
BASISPARAMETERS
VOORZICHTIG: Na een eventuele aanpassing van het detectiebereik of een wijziging aan de
detectielead, dient u steeds de detectie te controleren. Wanneer Gevoeligheid op de hoogste
waarde (laagste gevoeligheid) wordt geprogrammeerd, kan dit resulteren in vertraagde detectie
of onderdetectie van hartactiviteit. Zo kan het programmeren op de laagste waarde (hoogste
gevoeligheid) eveneens resulteren in overdetectie van niet-cardiale signalen.
Automatic Gain Control
De pulsgenerator gebruikt digitale Automatic Gain Control (AGC) om de gevoeligheid in
het atrium en het ventrikel dynamisch aan te passen. De pulsgenerator heeft afzonderlijke
AGC-circuits voor elke kamer.
Hartsignalen kunnen erg variëren in omvang en frequentie; de pulsgenerator moet derhalve:
Een intrinsieke slag kunnen detecteren, ongeacht de frequentie of omvang
Zich kunnen aanpassen aan de detectie van variërende amplitudesignalen, maar niet te
sterk reageren op afwijkende slagen
Eender welke intrinsiek activiteit na een gestimuleerde slag kunnen detecteren
T-golven kunnen negeren
Ruis kunnen negeren
De programmeerbare AGC-waarde is de minimale gevoeligheidswaarde (basis) die kan worden
bereikt tussen verschillende slagen. Deze programmeerbare waarde is geen vaste waarde die
tijdens de volledige hartcyclus aanwezig is; het gevoeligheidsniveau begint echter op een hogere
waarde (gebaseerd op de piek van een gedetecteerd event of een vaste waarde voor een
gestimuleerd event) en vermindert naar de geprogrammeerde basis (Figuur 4-6 op pagina 4-11).
AGC zal normaliter de geprogrammeerde basis bereiken tijdens stimulatie (of bij lage
amplitudesignalen). Maar wanneer matige of hoge amplitudesignalen worden gedetecteerd, zal
AGC gewoonlijk minder gevoelig zijn en de geprogrammeerde basis niet bereiken.
Het AGC-circuit in elke respectievelijke kamer verwerkt een elektrogramsignaal via een proces
van twee stappen om de detectie van mogelijk snel wijzigende hartsignalen te optimaliseren. Dit
proces wordt in de figuur hieronder afgebeeld (Figuur 4-6 op pagina 4-11):
Eerste stap
1. AGC gebruikt een rollend gemiddelde van de vorige signaalpieken om een zoekgebied
te berekenen waar de volgende piek waarschijnlijk zal optreden.
Als de vorige slag wordt gedetecteerd, wordt het opgenomen in het rollend
piekgemiddelde.
Als de vorige slag wordt gestimuleerd, wordt het piekgemiddelde berekend aan
de hand van het rollend gemiddelde en een gestimuleerde piekwaarde. De
gestimuleerde piekwaarde hangt af van de instellingen:
Voor nominale of gevoeligere instellingen is het een vaste waarde (initiële
waarde van 4,8 mV in het RV; initiële waarde van 2,4 mV in het RA).
Voor minder gevoelige instellingen, is het een hogere waarde die wordt berekend
met behulp van de geprogrammeerde AGC basiswaarde (bijvoorbeeld, als RV
gevoeligheid geprogrammeerd is op de minst gevoelige instelling of de hoogste
waarde van 1,5 mV, bedraagt de gestimuleerde piekwaarde 12 mV).
Het piekgemiddelde wordt vervolgens gebruikt om een zone af te grenzen met MAX
(maximum) en MIN (minimum).

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Punctua ne icdF050F051F052F053

Inhoudsopgave