2-16
DETECTIE VAN TACHYARITMIE
VENTRICULAIRE DETECTIE
•
Met SRD kan de pulsgenerator de beslissing van de parameters Stability, Onset en/of A Fib
frequentiedrempel om ventriculaire therapie te inhiberen negeren als de hoge frequentie
tijdens de gehele geprogrammeerde periode blijft bestaan.
Tabel 2-7. Verfijningparameters beschikbaar met detectieverfijningen
V-frequentie > A-frequentie (uitsluitend bij tweekamerapparaten)
A Fib frequentiedrempel (uitsluitend bij tweekamerapparaten)
Stability (om te inhiberen)
Shock indien instabiel
Onset
b
SRD
a. Wanneer Onset/Stability geselecteerd is, kan deze parameter onafhankelijk geactiveerd of gedeactiveerd worden voor post-shockdetectie. Indien
geactiveerd, gebruikt het dezelfde waarde als de initiële detectie.
b. SRD is beschikbaar wanneer detectieverfijningen, die de behandeling inhiberen, geprogrammeerd zijn.
Sommige van deze detectieverfijningsparameters zijn ook apart programmeerbaar als
post-shockparameters (Tabel 2-7 op pagina 2-16).
De beschikbare individuele detectieverfijningsparameters hangen af van het aantal tachy-zones
die geprogrammeerd zijn: 3, 2, of 1 (Tabel 2-8 op pagina 2-16).
Tabel 2-8. Individuele ventriculaire detectieverfijningen beschikbaar in multizoneconfiguraties
3-zoneconfiguratie
3-zoneconfiguratie
a b
(zone met Monitor)
2-zoneconfiguratie
2-zoneconfiguratie (zone met Monitor)
1-zoneconfiguratie
a. Detectieverfijningen zijn niet beschikbaar in de laagste zone van een multizoneconfiguratie wanneer het gebruikt wordt als een zone met Monitor (geen
therapie geprogrammeerd voor die zone).
b. Voor apparaten die geprogrammeerd zijn voor een 3-zoneconfiguratie met VT-1 geprogrammeerd op Monitor en detectieverfijningen Aan in de VT zone, zal
ritmediscriminatie worden toegepast wanneer een tachycardie overeenkomt met de initiële detectie in de Monitorzone en de frequentie achtereenvolgens
versnelt tot de VT zone. In dit geval wordt de initiële detectie herstart en zijn de detectieverfijningen beschikbaar in de VT zone.
c. Shock Indien Instabiel kan niet in dezelfde zone worden geprogrammeerd als andere detectieverfijningen die geprogrammeerd zijn om behandeling te
inhiberen (Onset, Stability en A Fib frequentiedrempel).
Wanneer een specifieke ritmediscriminatie geselecteerd wordt, kunt u de waarden voor de
detectieverfijningen wijzigen die geschikt zijn voor de discriminatie van dat ritme. Nominale
waarden worden weergegeven in de volgende tabel, maar u kunt deze waarden naar eigen
goeddunken gebruiken.
Verfijningparameter
VT-1 zone
V-frequentie > A-frequentie
A Fib frequentiedrempel
Stability om te inhiberen
Onset
SRD
– –
a
VT zone
Shock indien instabiel
V-frequentie > A-frequentie
A Fib frequentiedrempel
Stability (om te inhiberen)
c
Shock indien instabiel
Onset
SRD
V-frequentie > A-frequentie
A Fib frequentiedrempel
Stability (om te inhiberen)
c
Shock indien instabiel
Onset
SRD
– –
Onset/Stability
Initiële
Post-shock
X
X
a
a
X
X
X
X
– –
X
– –
X
X
X
VF zone
– –
– –
– –
– –
– –