instellingen voor Magneetrespons bevinden zich in het onderdeel Magneet en Pieper van het
V-Tachytherapie set-upscherm.
De onderstaande functies voor Magneetrespons zijn beschikbaar:
•
Uit: geen respons
•
EGM opslaan: gegevens van patïentmonitoring zullen opgeslagen worden
•
Therapie inhiberen: de therapie zal gestopt worden
Uit
Als Magneetrespons op Uit is geprogrammeerd, zal het aanbrengen van de magneet geen
effect hebben op de pulsgenerator.
EGM opslaan
Wanneer de magneetrespons geprogrammeerd is op EGM opslaan, zal de toepassing van
de magneet de patiëntgetriggerde bewakingsfunctie activeren ("Patiëntgetriggerde Monitor"
op pagina 6-11).
Behand. Inhiberen
Als Magneetrespons op Behand. Inhiberen is geprogrammeerd, zal het aanbrengen van de
magneet het laden voor een shock inhiberen en/of afbreken, een shock die dadelijk wordt
afgegeven afbreken of verdere ATP-therapie inhiberen en/of afbreken.
Als Magneetrespons op Behand. Inhiberen is geprogrammeerd, zal het starten van
tachyaritmie-therapie en inductie van aritmieën geïnhibeerd worden als de magneet correct over
de pulsgenerator wordt geplaatst. Het detectieproces van tachyaritmieën gaat verder, maar
therapie of inductie kunnen niet worden gestart. Als er een magneet geplaatst wordt over de
pulsgenerator, zal het volgende gebeuren:
•
Als de Tachymodus op Monitor + Therapie of Uit staat als de magneet wordt gebruikt,
verandert de Tachymodus tijdelijk naar de Monitormodus en blijft in de Monitormodus zolang
de magneet in positie wordt gehouden. Drie seconden na het verwijderen van de magneet
keert de modus terug naar de eerder geprogrammeerde modus.
•
Als de pulsgenerator bezig is met laden voor shockafgifte terwijl de magneet wordt gebruikt,
gaat het laden door, maar wordt binnen de één of twee seconden na het aanbrengen van de
magneet beëindigd en het laden wordt afgebroken. (Deze vertraging is bedoeld voor die
gevallen waar de magneet onopzettelijk boven het apparaat wordt gehouden en inhiberen
van de therapie niet gewenst is.) De pulsgenerator blijft in de tijdelijke Monitormodus zolang
de magneet wordt gebruikt. Er wordt geen verdere therapie gestart zolang de magneet
aanwezig is; de detectie gaat echter wel door.
•
Als het laadproces beëindigd is of binnen de vertragingsperiode van 1-2 seconden wordt
beëindigd, wordt de shock afgebroken als de magneet meer dan twee seconden boven
de pulsgenerator wordt gehouden. (Als de magneet tijdens de vertragingsperiode wordt
verwijderd, kan de shock nog steeds worden toegediend.) In aanwezigheid van de magneet
worden geen shocks afgegeven.
•
Als de pulsgenerator begint met fibrillatie-inductie of ATP-pulsen, wordt deze procedure één
tot twee seconden na het gebruik van de magneet beëindigd. Er worden geen verdere
inductie of ATP-pulsen opgewekt totdat de magneet is verwijderd.
•
Als de Tachymodus op Monitor of Uit staat, zal het aanbrengen van de magneet resulteren in
een constant geluidsignaal om aan te geven dat het apparaat in een niet-therapie modus
staat.
PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE
FUNCTIES NA IMPLANTATIE
6-15