Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Boston Scientific PUNCTUA ICD Referentie Gids pagina 113

Inhoudsopgave

Advertenties

VRP = 500 ms
400 ms
(VT)
(VT)
VP
LRL = 800 ms
Figuur 4-30. Ventriculaire onderdetectie als gevolg van VRP
Als de programmeerinteractie die in dit scenario wordt beschreven aanwezig is, zal een
bericht de interactie van VRP met LRL beschrijven. Bij frequentieadapterende of trackingmodi
(vb. DDDR) kunnen gelijkwaardige berichten de interactie van VRP met MTR, MSR of MPR
beschrijven. De relevante programmeerbare parameters worden samen met elk bericht
weergegeven om u te helpen bij het oplossen van de interactie. Het programmeren van
Dynamische VRP kan nuttig zijn bij het oplossen van deze types van interactie.
Voorbeeld 2: Ventriculaire onderdetectie als gevolg van V-blank na A-stimulatie
Bepaalde geprogrammeerde combinaties van tweekamer stimulatieparameters kunnen
eveneens interfereren met ventriculaire tachydetectie. Bij tweekamerstimulatie worden refractaire
perioden gestart door atriale en ventriculaire stimulatiepulsen. De ventriculaire refractaire
periode na een ventriculaire stimulatiepuls wordt gecontroleerd door de VRP-parameter; de
ventriculaire refractaire periode na een atriale stimulatiepuls wordt gecontroleerd door de
parameter V-blank na A-stimulatie.
Onderdetectie van VT als gevolg van refractaire perioden kan optreden als de pulsgenerator op
of boven de LRL stimuleert. Als de pulsgenerator bijvoorbeeld frequentieadapterende stimulatie
levert bij 100 min
de stimulatie plaatsvindt mogelijk niet gedetecteerd worden:
LRL = 90 min
Bradymodus = DDDR, vast AV-interval = 300 ms
VRP = 230 ms
V-blank na A-stimulatie = 65 ms
VT-zone = 150 min
In dit scenario biedt de pulsgenerator DDDR-stimulatie bij 600 ms. Elke ventriculaire stimulatie
wordt gevolgd door een VRP van 230 ms; elke atriale stimulatie wordt gevolgd door een
ventriculaire refractaire periode van 65 ms (V-blank na A-stimulatie); 300 ms na elke ventriculaire
stimulatie volgt atriale stimulatie. VT-slagen die optreden tijdens een refractaire periode worden
genegeerd met het oog op pacemakertiming en ventriculaire tachy-detectie/therapie. Als een
stabiele VT van 350 ms start, zal de VT niet gedetecteerd worden omdat de meeste slagen
tijdens een ventriculaire periode voorkomen, ofwel V-blank na A-stimulatie of VRP. Sommige
VT-slagen zullen gedetecteerd worden, maar niet voldoende om te voldoen aan het 8 uit de 10
criterium voor tachydetectie ("Ventriculaire Detectievensters" op pagina 2-8).
OPMERKING: De VT hoeft niet simultaan met een refractaire periode of blankinginterval te
starten voor onderdetectie. In dit voorbeeld zal de VT waarschijnlijk niet worden gedetecteerd
totdat de VT een snelheid van meer dan 350 ms bereikt of dat de sensorgestuurde
stimulatiefrequentie wijzigt van 600 ms.
(VT)
(VT)
VP
VP
(600 ms) en als volgt geprogrammeerd is, dan zal een VT die synchroon met
-1
(667 ms), MTR/MSR = 130 min
-1
(400 ms)
-1
INTERACTIES MET VENTRICULAIRE TACHYDETECTIE
(VT)
(VT)
(VT)
VP
(460 ms)
-1
STIMULATIE THERAPIEËN
4-43

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Punctua ne icdF050F051F052F053

Inhoudsopgave