4-34
STIMULATIE THERAPIEËN
REFRACTAIRE PERIODE
A-refractair - PVARP
PVARP wordt gedefinieerd afhankelijk van de stimulatiemodus:
•
Voor atriale eenkamermodi: AAI(R): de periode na een gedetecteerd of gestimuleerd atriaal
event, waarin een atriaal gedetecteerd event geen atriale stimulatie inhibeert.
•
Tweekamermodi: DDD(R), DDI(R), VDD(R): de periode na een gedetecteerd of gestimuleerd
RV-event als een atriaal event geen atriale stimulatie inhibeert noch een ventriculaire
stimulatie triggert. De atriale refractaire periode voorkomt de tracking van retrograde atriale
activiteit veroorzaakt door het ventrikel.
De PVARP kan op een vaste waarde of op een dynamische waarde worden geprogrammeerd,
op basis van de eerdere cardiale cycli. Om een vaste PVARP te programmeren, stelt u
minimum en maximum in op dezelfde waarde. PVARP zal automatisch dynamisch zijn als de
minimumwaarde lager ligt dan de maximumwaarde.
Een lange atriale refractaire periode verkort het brady atriale detectievenster. Het programmeren
van lange atriale refractaire periodes in combinatie met bepaalde AV-intervalperiodes kan ervoor
zorgen dat 2:1 block plotseling optreedt bij de geprogrammeerde MTR.
In de stimulatiemodi DDD(R) en VDD(R) kan de pulsgenerator retrograde geleiding in het
atrium detecteren, wat kan leiden tot getriggerde ventriculaire stimulatiefrequenties, zo hoog
als de MTR (d.w.z. PMT). De retrograde geleidingstijd kan in de loop van het leven van de
patiënt variëren als gevolg van veranderingen in de tonus van het autonome zenuwstelsel. Ook
wanneer er uit tests bij implantatie geen retrograde geleiding blijkt, kan deze zich op een later
tijdstip nog voordoen. Dit probleem is gewoonlijk te vermijden door verlenging van de atriale
refractaire periode tot een waarde die hoger is dan de retrograde geleidingstijd.
Bij de controle van de respons van de pulsgenerator op retrograde geleiding, kan het ook
interessant zijn om het volgende te programmeren:
•
PVARP na PVC
•
Onderbreking PMT
•
Rate smoothing
Dynamische PVARP
Het programmeren van Dynamische PVARP en Dynamisch AV-interval optimaliseert het
detectievenster bij hogere frequenties, waardoor hoogfrequentiegedrag (bijv. 2:1 block en
pacemaker Wenckebach) in de DDD(R)- en VDD(R)-modi aanzienlijk wordt verminderd, zelfs bij
hogere MTR-instellingen. Tegelijkertijd vermindert Dynamische PVARP de kans op PMT's bij
lagere frequenties. Dynamische PVARP verkleint ook de kans op competitieve atriale stimulatie.
De pulsgenerator berekent automatisch de Dynamische PVARP met behulp van het gewogen
gemiddelde van de eerdere cardiale cycli. Dit resulteert in een verkorting van de PVARP op
lineaire wijze wanneer de frequentie stijgt. Als de gemiddelde frequentie zich tussen de LRL
en de MTR of toepasselijke bovenste frequentielimiet bevindt, berekent de pulsgenerator de
Dynamische PVARP overeenkomstig de lineaire relatie zoals wordt getoond (Figuur 4-22 op
pagina 4-35). Deze relatie wordt bepaald door de geprogrammeerde waarden voor Minimale
PVARP, Maximale PVARP, de LRL en de MTR of toepasselijke bovenste frequentielimiet.
VOORZICHTIG: De minimale PVARP lager programmeren dan de retrograde V-A-geleiding
kan de waarschijnlijkheid van een PMT doen toenemen.